Colquhoun (Patrick), spreek uit „Cohoen”, bekend door zijne geschriften over onderwerpen van socialen aard en door zijn ijver om het algemeen welzijn te bevorderen, werd geboren te Dumbarton in Schotland op den 4den Maart 1745. Op 16-jarigen leeftijd begaf hij zich naar Virginia, maar kwam in 1766 in zijn vaderland terug en vestigde zich als koopman te Glasgow. Hij wist aan de nijverheid dier stad belangrijke voorregten te bezorgen, en op eene reis naar de Nederlanden legde hij de grondslagen voor een ruim vertier van Engelsche katoenen stoffen op het vasteland. In 1789 verhuisde hij naar Londen en bekleedde er eene betrekking bij de policie, en deze gaf aanleiding tot zijn geschrift ,,On the police of the metropolis (1796)”.
Hij maakte een einde aan de schaamtelooze dieverij, welke op de Theems werd gepleegd, poogde den nood der behoeftigen te lenigen door inrigtingen tot het uitdeelen van soep in het leven te roepen, en deed in zijn „New system of education for the labouring people (1806)” en in zijn „Treatise on indigence” welgemeende voorstellen. Zijn boek „On the population, wealth, power and resources of the British empire (1814)” is nog altijd belangrijk. De schrijver werd vervolgens handelsagent voor Hamburg, Bremen en Lubeck, en overleed op den 25sten April 1820. — Zijn kleinzoon Patrick, geboren in 1815, studeerde eerst te Cambridge en daarna te Heidelberg, alwaar hij promoveerde tot doctor in de regten. Hij verkreeg van den Koning van Saksen den titel van hofraad, en van den Groothertog van Oldenburg dien van legatieraad. In 1857 werd hij ridder en opperregter op de Ionische eilanden. Hij is de vervaardiger van het merkwaardig boek „Summary of the Roman civil law, illustrated by the Mosaic, Canon, Mahomedan, English and foreign laws (1849—1860, 3 dln)”.
