Coix L. is de naam van een Oost-Indisch plantengeslacht uit de familie der Gramineën, hetwelk eenige graansoorten telt. G. lacryma L. heeft halmen ter hoogte van ruim 1 Ned. el met vertakte, neerhangende aren met mannelijke bloemen, terwijl zich daar beneden aartjes met vrouwelijke bloemen bevinden; de harde, ronde, witte of blaauwachtiggrijze zaden van deze plant gelijken min of meer op tranen, weshalve deze ook wel Jobs-tranen worden genoemd. Men verbouwt haar in Indië, om de harde vruchtjes, waarvan bidsnoeren (tasbeh) gemaakt worden, alsook guirlandes bij inlandsche feesten, terwijl zij volgens Lindley een diuretisch vermogen hebben, — voorts in China, Afrika en zelfs in Italië om het zaad, dat gemalen en in brood herschapen wordt.
Men vindt die grassoort ook als sierplant in de warme kassen. C. agrestis W. wordt veel hooger en levert desgelijks eetbaar graan.