Clovio (Giulio), bijgenaamd Macedo, een beroemd miniatuurschilder der 16de eeuw, werd geboren in 1498 en overleed te Rome in 1578. Op 18-jarigen ouderdom ging hij uit Grizane, het dorp in Croatië waar hij geboren was, naar Mantua, en Giulio Romano erkende weldra zijne groote talenten.
In 1526 begaf hij zich naar Rome, en toen de stad het volgende jaar geplunderd werd, geraakte hij niet alleen in gevangenschap, maar ook ingevolge zijne gelofte in een klooster te Mantua.
Na een vertoef aldaar van 3 jaren deed hij zich ontslaan van zijne verpligtingen als geestelijke en wijdde zich weder aan de kunst in dienst van cardinaal Grimani, die zich toen ter tijd te Perugia ophield. Bij het klimmen van zijn roem riep cardinaal Farnese hem in 1540 naar Rome.
Het voornaamste kunstgewrocht, hetwelk Clovio voor dezen vervaardigde, was een „Moeder-Gods-boekje”, waaraan hij 9 jaar lang arbeidde, terwijl Benvenuto Cellini daarvoor een kostbaren band vervaardigde. Het bevindt zich thans in de boekerij van het Muséo Borbonico te Napels.
Nu kreeg hij bestellingen van verschillende vorsten. Hertog Cosmo riep hem naar Florence, voor Philips II van Spanje schilderde hij tafereelen uit de geschiedenis van Karel V, en voor Juan III van Portugal een Psalmboek.
Daarenboven versierde hij de „Divina commedia” van Dante en andere handschriften, alsmede een aantal boeken voor kerkelijk gebruik met keurige teekeningen. Men kan daarin zien, dat hij bij Michele Angelo en Rafaël heeft ter schole gegaan.