Onder dezen naam vermelden wij:
Antoine Benoît Chambon, een van de merkwaardige mannen der groote Fransche Revolutie. Bij het uitbarsten van deze was hij koninklijk rentmeester te Uzerche in Limousin. Afgevaardigd naar de Nationale Vergadering en de hierop volgende Vertegenwoordigende staatsligchamen, behoorde hij er tot de partij der Gironde. Hij beschuldigde Robespièrre van oproermakerij, stemde vóór den dood des Konings onder voorwaarde, dat het volk het vonnis bekrachtigen zou, en spaarde geene moeite, om de uitvoering van het doodvonnis te verschuiven. Als Girondijn werd hij weldra een verrader des vaderlands verklaard, en, daar hij zich tegen zijne inhechtenisneming verzette, met een pistoolschot gedood.
Eduard Chambon, een Duitsch regtsgeleerde. Hij werd geboren te Leipzig den 23sten Junij 1822, begaf zich in 1828 met zijne ouders naar Hamburg, later naar Dresden, studeerde te Leipzig, Berlijn en Göttingen, bekleedde onderscheidene jaren de betrekking van privaat-docent te Dresden, alwaar hij zijne „Negotiorum gestio (1848)” schreef, en vestigde zich vervolgens te Jena. In 1850 werd hij er tot buitengewoon hoogleeraar benoemd en gaf zijne „Beiträge zum Obligationenrecht (1851)” in het licht. In 1853 werd hij hoogleeraar in het Romeinsche regt te Praag, en overleed aldaar den 3den Maart 1857.