Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 04-07-2018

Cessie

betekenis & definitie

Cessie (cessio) beteekent overdragt. Gewoonlijk spreekt men van cessie van schuldvorderingen of acties; echter kunnen allerlei voorwerpen het onderwerp eener cessie zijn. Zij is het gevolg van een contract of van eenige andere regtshandeling, b.v. van een koop en verkoop, een ruil, eene erfstelling of iets anders.

De vormen en de gevolgen der cessie zijn in de onderscheidene regten verschillend vastgesteld, en hangen meestal zamen met den aard van de zaak, die gecedeerd wordt; of deze eene onroerende of eene roerende zaak is; eene schuldvordering op naam of niet; een handelspapier op naam, aan order of aan toonder.

Het oude strenge Romeinsche regt liet oorspronkelijk eene cessie van een regt van vorderen niet toe, omdat de regtsband, die eens tusschen twee bepaalde personen bestond, niet willekeurig door eene der beide partijen kon worden verbroken.

De behoefte van het toenemend verkeer deed langzamerhand de noodzakelijkheid geboren worden, om dit beginsel los te laten en te erkennen, dat het zeer nuttig en geoorloofd kan zijn, zooals in alle nieuwere wetgevingen is opgenomen, dat de schuldeischer zijn regt van vorderen, 't zij het door de tegenpartij erkend of betwist wordt, aan een ander overdraagt.

Bij de gelijkheid van allen voor de wet, is het voor den schuldenaar gelijk, aan wien hij betaalt, aan zijn oorspronkelijken schuldeischer of aan iemand, op wien diens regt is overgegaan (den cessionaris). Voor den schuldenaar is het eenig punt van gewigt dit: dat hij wete, aan wien hij het verschuldigde wettig kan betalen, zoodat hij van zijne verpligting worde ontheven, en hij niet nogmaals tot voldoening der schuld kan genoodzaakt worden.

Daarom is ten zijnen opzigte eene cessie van eene schuldvordering op naam ook niet geldig dan van het oogenblik, dat zij hem is beteekend, of dat zij door hem zelven schriftelijk is aangenomen of erkend. De schuld blijft volkomen dezelfde met alle voorregten, excepties en gebreken; er komt slechts een ander persoon in de plaats van den oorspronkelpken schuldeischer (den cedent), aan wien de schuldenaar op wettige wijze kan voldoen datgene, waartoe hij zich verpligt rekent. Bij ’t cedéren eener schuldvordering behoeft de cedent slechts in te staan voor haar bestaan, niet voor de tegenwoordige of toekomstige gegoedheid van den schuldenaar, tenzij zulks uitdrukkelijk tusschen partijen is bedongen. Actiën en erfenissen kunnen het voorwerp eener cessie zijn.

Afzonderlijke vermelding verdient nog de cessio bonorum, boedelafstand, eene regtsinstelling, uit het Romeinsche regt in het Fransche en Nederlandsche regt overgenomen, die aan de schuldeischers het voordeel verschaft, om zich op eene min kostbare wijze van de overblijfselen van den boedel huns schuldenaars en van zijne toekomstige goederen, zoo hij die mogt verkrijgen, ter geheele of gedeeltelijke voldoening hunner schuldvorderingen te verzekeren, terwijl de ongelukkige, maar ter goeder trouw gehandeld hebbende schuldenaar daarin een waarborg vindt voor zijne persoonlijke vrijheid.

Boedelafstand is vrijwillig of geregtelijk. De eerste wordt geregeld door de overeenkomst van den schuldenaar met zijne schuldeischers ; de tweede is een voorregt, door de wet aan den ongelukkigen ter goeder trouw gehandeld hebbenden schuldenaar toegestaan, door den regter te verleenen, waarvan de vormen en de gevolgen in de wet voor particulieren en voor kooplieden nader zijn omschreven.

Voor de schuldeischers is de boedelafstand soms voordeelig, omdat de boedel nu ineens, in massa, voor allen tegelijk geëxecuteerd wordt, en de meerdere kosten voor afzonderlijke executiën dus bespaard worden; voor den schuldenaar levert hij den waarborg van zijne persoonlijke vrijheid: lijfsdwang kan nu tegen hem niet uitgeoefend worden.

De eigendom der goederen gaat niet over op de schuldeischers; de boedel wordt ten hunnen voordeele vereffend; blijft er na de voldoening van kosten en van de schulden nog iets over, zoo blijft dat des schuldenaars eigendom. Komt er te kort, dan vallen de latere goederen, die de debiteur nog mogt krijgen, van zelf in den boedel, die afgestaan is.

Uitgesloten van het voorregt van boedelafstand zijn volgens het Nederlandsche regt: 1° de vreemdelingen, die geene vaste woonplaats in het Koningrijk hebben ;

2° die ais bankbreukigen veroordeeld zijn; 3° voogden, bestuurders, bewaarders en andere rekenpligtige personen, indien zij in hunne verantwoording als zoodanig te kort komen; 4° die schuldig zijn aan stellionaat, gepleegd ten nadeele van een der zich verzettende schuldeischers; en verder allen, van wie door de schuldeischers bewezen kan worden, dat zij niet ter goeder trouw hebben gehandeld.

< >