Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Broes

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Petrus Broes, geboren te Amsterdam den 9den Julij 1726. Hij studeerde te Leiden in de godgeleerdheid en werd achtereenvolgens predikant te Velp, te Nieuw-Loosdrecht, te Vlissingen, te Haarlem en te Amsterdam, waar hij den 26sten October 1797 overleed. Zijn werk “De peinzende Christen of bundel van stichtelijke gedachten voor de eenzaam­heid”, in 1784 en 1817 uitgegeven, heeft veel bijval gevonden en in menig gezin tot een nuttig huisboek gediend.

Brouërius Broes, een zoon van den voor­gaande en hoogleeraar te Leiden. Hij werd ge­boren te Velp in 1757, studeerde te Leiden in de wijsbegeerte en in de godgeleerdheid, werd achtereenvolgens predikant te Vuren en Dalem en te Vlissingen, en in 1784 hoog­leraar in de theologie te Leiden. Wegens eene voorrede voor de “Leerredenen over den Heidelbergschen Catechismus” van Petrus Cartenius werd hij van onregtzinnigheid be­schuldigd, maar hij wist zich te zuiveren van dien blaam. Hij overleed op den 24sten Februarij 1799, nalatende “Systema theologiae theoretieae (2de uitgave 1788)”, “Aanmerkingen over het Evangelie van Matthéus (1798, 11 stukjes)” en eenige kleinere geschriften. Ook heeft hij eenige gedichten uitgegeven.

Willem Broes, een broeder van den voorgaande. Deze, een uitstekend Nederlandsch kanselredenaar en geschiedschrijver, werd geboren te Amsterdam in 1766, studeerde al­daar en later te Leiden in de godgeleerdheid en werd achtereenvolgens predikant te Voor­schoten (1790), Zutphen (1797), Leiden (1802) en Amsterdam (1804). In laatstgenoemde stad bleef hij 33 jaren de predikdienst waarnemen, werd daarna wegens zijne zwakke gezond­heid emeritus, en overleed den 7den Januarij 1858. Hij heeft een aantal voortreffelijke ge­schriften uitgegeven, van welke wij noemen: “Leerredenen”, “Vereeniging der Protestan­ten”, “De Kerk en de Staat in wederzijdsche betrekking volgens de geschiedenis (1830 tot 1831, 4 dln)”, “Philips van Marnix”, “De Evangélische godsdienst, haar inhoud en hooge waarde, opengelegd in breeden tekstenrol enz. (1848)”, “Woord over de hervorming der Roomsche Kerk” en “Bijbel uit God”. Die geschriften onderscheiden zich door een eigen­aardigen, puntigen, hier en daar zelfs duis­teren en afgebroken stijl, die echter zijne toehoorders niet scheen te hinderen, daar hij in zijn tijd tot de meest gevierde kanselrede­naars behoorde. Zijn leven, karakter en werkzaamheid zijn door wijlen den Arnhem­sen n predikant Steenmeijer geschetst.

< >