Onder dezen naam vermelden wij:
Tycho de Brahé, een beroemd sterrekundige. Hij werd geboren te Kundstrup, een dorp bij Lund in Schonen, op den 14den December 1546, studeerde te Kopenhagen en te Leipzig in de regten, maar legde zich vooral toe op de sterrekunde, waaraan hg na zijn terugkeer in Denemarken zich geheel en al wijdde. Hij werd daarbij ondersteund door zijn oom van moederszijde, Steen Bilde, die voor hem te Heeritzwalde bij Kundstrup eene sterrewacht deed verrijzen, waar Tycho in 1572 in het sterrebeeld Cassiopeia eene nieuwe ster ontdekte, die in 1574 weder verdween. In laatstgenoemd jaar begon hij sterrekundige voorlezingen te houden. Zijne bloedverwanten waren intusschen op hem vertoornd, daar zij het doen van sterrekundige waarnemingen ongepast rekenden voor een edelman, en hunne ontevredenheid nam toe na zijn huwelijk met de dochter van een landbouwer uit zijne geboorteplaats. Frederik II, koning van Denemarken, verleende hem echter in 1576 niet alleen een jaargeld van 2000 rijksdaalders, maar stelde ook het eilandje Hwen in de Sond ter zijner beschikking, terwijl hij hem tevens aanzienlijke sommen schonk, om aldaar een kasteel met een observatorium (Uraniënborg) en een verblijf voor zijn leerlingen (Stemenborg) te stichten. Op genoemd kasteel, dat, ruimschoots voorzien van alle noodige hulpmiddelen, eene leerschool der sterrekunde werd voor geheel Europa, vertoefde hij 21 jaren, en het aangename van zijn toestand aldaar werd nog verhoogd door de hulde van geleerden en aanzienlijken. Het geluk is echter zelden bestendig van duur.
Bij het overlijden van Frederik II verloor hg zgn steun. Zijne vijanden, tot welke vooral de rijksraad Walchendorff behoorde, maakten hem verdacht bg koning Christaan IV en wisten zijne wetenschappelijke werkzaamheden voor te stellen als gevaarlijk voor den Staat. De vroeger genotene onderstands-gelden werden hem onthouden, en hij verliet zijn ondankbaar vaderland. Eerst begaf hij zich naar Holstein, toen naar Mecklenburg en in 1599 naar Praag, waar keizer Rudolf II hem een aanzienlijk jaargeld schonk benevens het kasteel Benack.
Hij vestigde zich echter in de stad Praag, werd er bij zijne werkzaamheden door Kepler ondersteund en overleed aldaar op den 24sten October 1601. Hij is zijn roem niet zoozeer verschuldigd aan zijn stelsel omtrent de inrigting van het heelal — een stelsel, waardoor hij met groote scherpzinnigheid den rang der aarde als het onwrikbare middelpunt van het geschapene zocht te handhaven —, als wel aan zijne sterrekundige waarnemingen en ontdekkingen, aan de verbetering der sterrekundige werktuigen en in het algemeen aan zijne ijverige bevordering en verspreiding der sterrekundige wetenschap. Als eene merkwaardigheid wordt van hem vermeld, dat hij in een tweegevecht een gedeelte van zijn neus verloor en naar eigen aanwijzing een kunstneus liet vervaardigen. Tot zijne belangrijkste geschriften behooren: “Astronomiae instauratae progymnasmata (1587 en later bij herhaling, 2 dln),” “Opera astronomica (1648)”, “Astromomiae instauratae mechanica (1598)”, “Historia coelestis (1666)” en “De mundi aetherici recentioribus phaenomenis (1588)”.
Ebba, gravin de Brahé, geboren in 1596 en vurig bemind door den jeugdigen Gustaaf Adolf. Na het beklimmen van den troon wilde hij haar tot zijne gemalin verheffen (1611), maar zijne moeder Christina van Sleeswijk-Holstein wist zulks te verhinderen, en Ebba trad in 1618 in het huwelijk met den Zweedschen veldheer Jacob de la Gardie. Zij overleed in 1654, en hare betrekking tot Gustaaf Adolf heeft aan koning Gustaaf III stof geleverd tot een drama.
Pehr de Brahé, een verdienstelijk Zweedsch staatsman. Hg werd geboren te Eidderholm in 1602, studeerde te Upsala en aan onderscheidene Duitsche en Italiaansche universiteiten in verschillende vakken, volbragt groote reizen en trad daarna in Zweedsche staatsdienst. Hij genoot het vertrouwen van Gustaaf Adolf en wees later de hertogelijke waardigheid, hem door Christina aangeboden, van de hand. Met kracht verzette hg zich tegen het besluit dier Koningin om afstand te doen van den troon, ja, hij weigerde het om, volgens het gebruik, bij die plegtigheid haar de kroon van het hoofd te nemen. Onder hare opvolgers was hij vooral werkzaam tot verbetering der Zweedsche krijgsmagt, waarvan hij aanvoerder was.
Als gouverneur-generaal van Finland, Oesterbotten en Aland bevorderde hij er de welvaart der ingezetenen, en zocht overal verbetering aan te brengen in het staatsbestuur, in de Kerk en in de regeling van het onderwijs. Zijne uitgestrekte goederen, zijne hooge betrekkingen en zijne algemeene kennis stelden hem daartoe in staat, — dat alles verschafte hem grooten invloed. Hij stichtte de voormalige universiteit te Abo, de stad Brahestad, het gymnasium te Wisingsöe en een groot aantal scholen van lager onderwijs. Ook heeft hij de grondslagen gelegd voor een nieuw wetboek. Hg overleed den 12den September 1680.
Magnus, graaf de Brahé, een kleinzoon van den voorgaande. Hij werd geboren in 1790, bekleedde als kanselier, maarschalk des rijks, chef van het Koninklijk huis en van den generalen staf, adjudant-generaal, lid van den staatsraad enz. de aanzienlijkste betrekkingen, en overleed den 16den September 1844.
Jan Jacob Brahé, een Nederlandsch godgeleerde. Hg was de telg van een aanzienlijk Zweedsch geslacht, werd geboren te Delft den 13den November 1726, studeerde te Utrecht in de theologie en was eerst predikant te Watergang en toen te Vlissingen. Hier werd hij in 1775 door eene beroerte aangetast, waarna hij zijn emeritaat verkreeg en den
5den Julij 1776 overleed. Hfj was een welsprekend redenaar en beoefende tevens de dichtkunst, behoorde tot de oprigters van het dichtlievende genootschap “Tenues conamur grandia” te Vlissingen, zag zich benoemd tot lid en tweeden secretaris van het Zeeuwsch Genootschap van wetenschappen, en heeft onderscheidene geschriften — vooral strijdschriften — nagelaten.