(Carlo, graaf), bijgenaamd de Heilige, de telg van een ouden stam uit Milaan, werd geboren te Arona aan het Lago Maggiore op den 2den October 1538. Reeds als I2-jarige knaap bekleedde hij eene kerkelijke betrekking, studeerde voorts te Pavia in de regten, verkreeg in 1559 de doctorale waardigheid en werd vervolgens door bemiddeling van zijn oom, paus Pius IV, achtereenvolgens Apostolisch protonotarius, referendaris, kardinaal en aartsbisschop van Milaan, terwijl hem tevens nu en dan gewigtige werkzaamheden werden opgedragen. Na den dood van zijn eenigen broeder Frederik wenschten zijne bloedverwanten, zelfs de Paus, dat hij den geestelijken stand zou vaarwel zeggen, maar hij beschouwde dit als eene verzoeking en wijdde zich met des te grooteren ijver aan de dienst der Kerk.
Na den dood van Pius IV (1565) bevorderde hij de verkiezing van Pius V, omdat hij dezen hoogschatte wegens een onberispelijken wandel en een vromen zin. Daartoe bespoedigde hij den afloop van het Concilie van Trente, regelde en verklaarde de aldaar genomene besluiten in den Catechismus Romanus, welke grootendeels van hem afkomstig is, en hield, tot uitvoering daarvan, als Pauselijk legaat eene synode te Milaan in 1565.
Hier gevoelde hij de noodzakelijkheid, om zijn aartsbisdom niet langer uit Rome te besturen, maar zich te Milaan te vestigen, ten einde perk te stellen aan de ongeregeldheden, door de veeljarige afwezigheid der aartsbisschoppen ontstaan.
Met blijdschap werd hij er in 1566 ontvangen, en weldra was hij er met den meesten ijver werkzaam, om orde en tucht te herstellen, om zedelijkheid en deugd niet alleen bij het volk, maar ook bij de hoogere en lagere geestelijkheid te bevorderen en voor de belangen van het onderwijs te zorgen. Hoewel hij-zelf het voorbeeld gaf van een vromen wandel, had hij met vele vijanden te worstelen. Men verweet hem, dat hij de perken zijner bevoegdheid overschreed, zich de regten van den Koning van Spanje aanmatigde en inbreuk maakte op de vrijheid der geestelijke orden. De Spaansche stadhouder te Milaan kwam tegen hem in verzet, de geestelijken weerstonden hem, en een dweepzieke orde-broeder poogde hem met een schot te dooden, terwijl de Aartsbisschop in de kerk zich verootmoedigde in het gebed (1569). Bij het woeden van de pest te Milaan in 1576 redde hij door wijze maatregelen een groot gedeelte der bevolking.
In 1582 deed hij eene reis door Zwitserland, waar hij reeds een Collegium Helveticum tot opleiding van jonge geestelijken had gesticht, terwijl hij er tevens eene onderlinge verbindtenis der R.K. kantons tot stand bragt, onder den naam van het “Gouden Borroméïsch verbond”, tot verdediging van het geloof. Hij overleed den 3den November 1584 te Milaan, en werd in 1610 door paus Paulus V heilig verklaard. Zijne bloedverwanten en vrienden deden in 1637 op eene hoogte bjj Arona een bronzen standbeeld verrijzen, door den beeldhouwer Cerani vervaardigd. — Zijn neef Federigo graaf Borroméo strekte hem tot een waardig opvolger in 1595, en stichtte te Milaan in 1609 het Collegium Ambrosianum en de beroemde Ambrosiaansche boekerij. Hij overleed in 1631, en zijne geschriften, in 10 deelen vervat, zijn bij herhaling uitgegeven.
Borroméo (Barmhartige zusters van den heiligen)
vormen een tak der barmhartige zusters van Vincentius de Paula. Hare vereeniging, gesticht in 1652 door Epiphanius Lonys, abt van Estival, bemoeit zich met het bijstaan der armen, het geven van onderwijs en met ziekenverpleging in hospitalen. De jonkvrouwen, die in deze orde willen treden, moeten onberispelijk van wandel, van goede afkomst en tusschen de 18 en 24 jaren oud wezen, ten minste 1000 francs medebrengen en geene ligchaamsgebreken hebben.