Onder dezen naam vermelden wij:
Johann Friedrich Böhmer, een Duitsch geschiedschrijver, geboren te Frankfort aan de Main in 1795. Hij studeerde te Heidelberg en te Göttingen in de regten, maar gevoelde zich ongemeen aangetrokken door de beoefening der geschiedenis. Na een langdurig vertoef in Italië werd hij archivaris in zijne geboortestad en besteedde zijn tijd aan het
verzamelen en rangschikken der bronnen voor de middeleeuwsche geschiedenis van Duitschland. Telken jare volbragt hij eene reis, om niet alleen in zijn vaderland, maar ook in Italië, Frankrijk en Nederland de archieven te doorsnuffelen. Menige verzameling van oirkonden uit den tijd der Roomsche Koningen en Keizers, vooral uit dien van Lodewijk de Beijer heeft hij het licht doen zien, — voorts van de stad Frankfort, alsmede pauselijke hullen enz. In zijne “Fontes rerum germanicarum” voegde hij onderscheidene geschiedschrijvers der 12de en 13de eeuw bijeen. Hij overleed te midden van zijne belangrijke werkzaamheden op den 22sten October 1863. Ook van zijne nagelatene handschriften is een en ander in het licht gegeven (Insprück, 1865).
Georg Wilhelm Rüdolf Böhmer, een Duitsch Protestantsch godgeleerde. Hij werd geboren te Burg bij Maagdenburg den 5den Maart 1800, studeerde te Berlijn in de theologie, vestigde er zich als privaat-docent, werd in 1825 buitengewoon hoogleeraar te Greifswald, in 1828 in dezelfde betrekking te Halle beroepen, en in 1830 tot gewoon professor aan de universiteit te Greifswald benoemd, terwijl hij 2 jaren later naar Breslau ging. Zijne voorlezingen strekken zich uit over onderscheidene vakken der godgeleerdheid, en hij heeft daarover ook een aantal geschriften in het licht gegeven.