Van de merkwaardige mannen van dezen naam vermelden wij:
Johann Beckmann, een verdienstelijk Duitsch schrijver over natuurlijke historie, land- en staathuishoudkunde en technologie. Hij werd geboren den 4den 1739 te Hoya in Hannover, studeerde te Göttingen, deed in 1762 eene wetenschappelijke reis door Nederland en werd in 1763 leeraar in de wisen natuurkunde en natuurlijke historie aan het Protestantsch gymnasium te Petersburg.
Toen hij deze betrekking had neêrgelegd, reisde hij in 1765 en 1766 naar Zweden, om eene naauwkeurige kennis te verwerven van de mijn-ontginning aldaar. Nadat hij te Upsala de lessen had gehoord van Linnaeus, werd hij buitengewoon hoogleeraar in de wijsbegeerte te Göttingen. Hij hield er voorlezingen over delfstofkunde, landbouw, technologie, warenkennis enz., die grooten bijval vonden, en overleed den 113en Februarij 1811. Tot zijne talrijke geschriften behooren “Grundsatze der deutschen Landwirthschaft,” “Anleitung zur Technologie,” “Beiträge zur Geschichte der Erfindungen,” “Anleitung zur Handlungswissenschaft” enz.
Friedrick Beckmann, een tooneelspeler. Deze werd geboren te Breslau in 1803 en toonde reeds als knaap een ongemeenen aanleg voor het vervullen van komieke rollen. In 1824 werd hij op aanbeveling van Schmelka geplaats aan den Königstädter schouwburg te Berlijn. Aanvankelijk trad hij op in ondergeschikte rollen, — later echter werd hij de lieveling van het publiek.
Hij is de schrijver van de algemeen toegejuichte klucht “Ecken- steher Nante (Berlijn, 1850, 36ste uitgave)”, waarin hij zelf de hoofdrol vervulde. Door hem werd gemelde schouwburg een volks- tooneel, en men kan hem zelven beschouwen als den vertegenwoordiger der Berlijnsche volksgeestigheid (Witz). Na den dood van Schmelka nam hij de rollen van dezen op zich. In 1846 heeft hij zich voor altijd verbonden aan het “Hofburgtheater” te Weenen.