Battuécas (Las), ook Tiérra de Jurdes genaamd, zijn twee dalen in het Spaansche landschap Estramadura, 14 uren gaans ten zuidwesten van Salamanca. Zij zijn ingesloten tusschen hooge, steile bergen en zóó ontoegankelijk, dat — naar men zegt — hunne bewoners eeuwen lang onbekend bleven aan die der overige gewesten van Spanje.
Toch is er reeds in 1559 een klooster van de Carmelieten verrezen.
Die valleijen zijn zóó diep, dat zij gedurende slechts 4 uren daags door de zon beschenen worden. Het volksverhaal, dat zij eerst in de 16den eeuw ontdekt zijn door een minnend paar, dat er zich aan de vervolging van vertoornde bloedverwanten onttrok, is het onderwerp van den bekenden roman “Les Battuécas” van mevrouw de Genlis.