Barton (Elisabeth), doorgaans “de heilige maagd” of “de non van Kent” genoemd, omdat zij te Aldington in het graafschap Kent geboren werd, verwierf zich als herbergmeisje omstreeks het jaar 1525 door dweepzieke taal den naam van profetes. De pastoor te Aldington, Richard Master genaamd, en Bocking, canonicus te Canterbury, bedienden zich van het onnoozele schepsel als van een werktuig, om tegen de ketters te prediken en tegen de voorgenomene echtscheiding des Konings van Catharina van Arago.
Zelfs de voornaamste partijhoofden, die zich aan de zijde van den Paus en van de Koningin hadden geschaard, zooals de aartsbisschop Warham van Canterbury en de bisschop Fisher van Rochester, bragten hulde aan de zienersgave dier jonge dochter. Men speelde haar een brief in handen, met gouden letters geschreven en, naar men haar wijs maakte, afkomstig van de heilige Maria Magdalena, zoodat zij niet weinig werd aangespoord, om hare prediking voort te zetten.
Zij verkondigde , dat Hendrik VIII, zoo hij zich van Catharina liet scheiden, slechts korten tijd den troon bekleeden en daarna een smadeiijken dood sterven zou. De dweepzieke monniken en nonnen meenden, dat die voorspellingen hun het regt gaven, om afvallig te worden van den ketterschen Koning, en zochten het volk aan te moedigen tot wederspannigheid en oproer. Hierdoor werd de gisting zoo sterk, dat de Koning daarvan kennis gaf aan het Parlement. De maagd en hare medestanders werden gevat en in het verhoor genomen; zij beleden het gepleegde bedrog en werden aanvankelijk tot kerkelijke boete en gevangenis veroordeeld. De gisting duurde echter voort en dwong den Koning, om de zaak met gestrengheid te behandelen. Elisabeth Barton, Master, Boeking en anderen werden, wegens zamenzwering tegen den Koning, overtuigd van hoog verraad en op den 20sten April 1534 ter dood gebragt. De aartsbisschop Warham ontkwam aan eene beschuldiging door zijn overlijden, — de bisschop Fisher werd wegens medepligtigheid met verbeurdverklaring zijner goederen en gevangenis gestraft, — en de kanselier Thomas Morus, desgelijks van medepligtigheid verdacht, ontsnapte ditmaal ter naauwernood aan den toorn des Konings.