Bailly (Jean Sylvain), een uitstekend sterre- en letterkundige, die eene merkwaardige rol heeft vervuld in de groote Fransche Revolutie, werd geboren te Parijs den 15den September 1786. Eerst helde hij over tot de schilder- en dichtkunst, maar weldra werd zijne zucht tot wetenschappelijke studiën opgewekt en hij maakte onder de leiding van Lacaille zoo groote vorderingen in de sterrekunde, dat hjj reeds in 1762 zijne waarnemingen over de maan en kort daarna zijne berekeningen over de loopbaan der komeet van 1759 aan de Academie kon voorleggen. Weldra behoorde hij tot de leden van dit ligchaam.
Na den dood zijns vaders werd Bailly directeur van het muséum van schilderijen in het Luxembourg met een tractement van 2400 livres. In 1789 werd hij secretaris van het kies-collegie te Parijs en kort daarna afgevaardigde van den derden stand naar de Kamer van vertegenwoordigers. Den 3den Junij werd hij gekozen tot voorzitter der Nationale vergadering en eenige dagen na het innemen der Bastille tot maire van Parijs. Zijn bestuur getuigde van gematigdheid en billijkheid, maar dit maakte hem gehaat bij de Jacobijnen. Deze beschuldigden hem van koningsgezinde gevoelens, — vooral omdat hjj bij den beruchten oploop op het Champ de Mars (7 Julij 1791), waar men de afschaffing van het koningschap vorderde, den volkshoop door de Nationale garde had laten uiteendrijven. Den 14den November 1791 werd hij niet herkozen.
Bij het proces der Koningin trad hij op als getuige harer onschuld, en begaf zich vervolgens naar een buitenverblijf in de omstreken van Nantes. Intusschen werd hij door zijne vijanden aangeklaagd, zoodat hij genoodzaakt was om zich verborgen te houden. Eindelijk vonden hem de handlangers van Robespierre op eene reis naar Melun, waar hij zijn vriend Laplace wilde bezoeken. Hij werd naar Parijs gebragt en op den 11den November 1793 als “Koningsgezinde en onderdrukker der vrijheid” tot de guillotine veroordeeld. Reeds den volgenden dag werd dat vonnis ten uitvoer gebragt. “Gij beeft!” riep een soldaat hem toe op den weg naar het schavot. “Van koude”, gaf Bailly ten antwoord en stierf met de kalmte van een wijsgeer.
Bailly heeft onderscheidene werken geschreven, die op sterrekunde en geschiedenis betrekking hebben. Hoogst belangrijk is vooral zijne “Histoire de l’astronomie (Geschiedenis der sterrekunde)”, waarin de ontwikkeling dezer wetenschap in ouden en nieuwen tijd op eene uitmuntende wijze wordt voorgesteld. Ook zijne verhandelingen over de “Wachters van Jupiter” worden met grooten lof vermeld, terwijl zijne lofrede op Leibnitz door de Académie te Berlijn werd bekroond.