Baillie (Matthew), een Britsch geneesheer en ontleedkundige, werd geboren den 27sten October 1761 te Shots in het Schotsche graafschap Lanark. Hij studeerde te Londen in de medicijnen en werd reeds op 20-jarigen leeftijd benoemd tot demonstrator in de anatomie. Na den dood van zijn oom W. Hunter (1763) werd hij erfgenaam van diens ontleedkundige werkplaats en muséum, en hij opende in 1785 met Cruikshank een anatomischen cursus, die druk bezocht werd, terwijl hij tevens met zóó gelukkig gevolg de practijk waarnam, dat hij in 1787 tot arts aan het hospitaal van St.
George werd benoemd. Later werd hij lijfarts van prinses Charlotte van Wales en raadgevend geneesheer des Konings. Hij overleed den 23sten September 1823, en heeft onderscheidene werken over ontleedkunde en geneesleer geschreven, welke gezamenlijk door Wardrop zijn uitgegeven (Londen, 1825).
Zijne zuster Johanna Baillie, eene Britsche dichteres, in 1762 te Bothwell bij Glasgow geboren, werd op het land opgevoed en begaf zich na den dood harer ouders eerst naar Edinburg en vervolgens naar Londen. Door lectuur gevormd en met een fijn gevoel begaafd, wijdde zij zich aan de vervaardiging van tooneelspelen en deed in 1798 “A series of plays (een bundel tooneelspelen)” naamloos in het licht verschijnen. De bundel maakte opgang, werd bij herhaling gedrukt, en genoot zelfs de eer eener vertaling in het Hoogduitsch door Cramer (Amsterdam en Leipzig, 1807). Zij vond vooral in Walter Scott een deelnemenden vriend, die zich beijverde om hare stukken te doen opvoeren, doch zelfs beroemde actrices en acteurs, zooals de familie Kemble en Kean (de oudere) konden er geen blijvenden bijval aan bezorgen. Daarenboven heeft zij een aantal andere dichterlijke voortbrengselen gegeven. Zij overleed in Februarij 1851 te Hampstead. Hare gezamenlijke dichtwerken zijn in haar sterfjaar bij Longman te Londen in het licht verschenen.