Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 12-01-2018

Augustus (3)

betekenis & definitie

Augustus, eigenlijk Cajus Julius Caesar Octavianus, de eerste Romeinsche keizer, werd geboren te Rome op den 23sten September 63 vóór Chr. Hij was een telg van het ridderlijk geslacht der Octaviërs. Zijn vader, Octavius genaamd, stond als praetor en stadhouder van Macedonië, als staatsman en rijke grondbezitter bij de Romeinen in hoog aanzien, maar overleed reeds in het jaar 59 vóór Chr., en zijne moeder Attia, was eene dochter van M. Attius Balbus en van Julia, eene zuster van Julius Caesar. Augustus toefde in zijne kindsheid op een voorvaderlijk landgoed bij Velitrae. Op jeugdigen leeftijd vergezelde hij Caesar naar Hispanië (Spanje), om er te strijden tegen de zonen van Pompéjus, en hij verwierf zich door zijne schranderheid weldra de gunst van den grooten veldheer. Toen Caesar, na het veroveren van Hispanië, een krijgstogt wilde ondernemen, tegen de Daciërs en de Parthers, werd Augustus naar Apollonia in Epirus gezonden, om er zich onder de leiding van Apollodorus op de welsprekendheid toe te leggen.

Daar ontving hij het berigt, dat Caesar vermoord was, en dat die veldheer hem tot zoon en erfgenaam had benoemd. Terstond snelde Augustus naar Rome, en bij zijne komst aldaar neemt zijne grootsche loopbaan een aanvang, waarlangs hij de heerschappij verkreeg over de beschaafde wereld. M. Antonius weigerde de uitlevering van Caesar's nalatenschap, daar hij deze als het eigendom van den Staat beschouwde. Augustus gevoelde, dat hij alleen door list zijn doel bereiken kon. Hij verkocht zijne eigene goederen, om aan elken burger, volgens de bepaling van Caesars testament, 300 sestertiën te betalen, verwierf op eene behendige wijze het vertrouwen van Cicero en van andere aanzienlijke republikeinen, kreeg door geld en goede woorden 3 legioenen der veteranen van Caesar ter zijne beschikking, deed de helft der troepen uit Macedonië, die ontevreden waren wegens de karigheid en gestrengheid van Antonius, zijne zijde kiezen, en was hierdoor in staat, om een leger van 5 legioenen den Senaat tot handhaving der vrijheid aan te bieden.

Cicero verhief zijne stem tegen den afwezigen Antonius, en toen deze weigerde terug te keeren, werd hij een vijand des vaderlands verklaard. De consuls A. Hirtius en C. Vilius Pansa werden tegen hem uitgezonden, en Augustus nam als propraetor en aan het hoofd der veteranen deel aan dezen togt. Zijn bijstand besliste den zege bij Mutina (43 vóór Chr.). Hirtius sneuvelde aldaar, en Pansa overleed kort daarna aan de bekomene wonden, — volgens het gevoelen van sommigen niet zonder de medewerking van Augustus, die daardoor aan het hoofd kwam van 3 legers.

Te vergeefs poogde de Senaat hem dat gezag te ontnemen. De overwinnaar liet Antonius over de Alpen ontsnappen en ontving van de soldaten den eed, dat zij niet tegen de vrienden van Caesar zouden strijden. Nu rukte hij op naar Rome en deed er zich, in weerwil van zijn jeugdigen leeftijd, met Q. Pedius tot consul benoemen. Nadat hij vervolgens van den Senaat vergiffenis had verkregen voor Antonius en Lépidus, hield hij met hen eene zamenkomst bij Bologna en vereenigde zich met zijne voormalige tegenstanders tot het beruchte tweede driemanschap (43 vóór Chr.).

Augustus werd nu bekleed met het bewind over Middel- en Beneden-Italië, de eilanden en Afrika. Aan den haat van Antonius bragt hij Cicero ten offer. In het jaar 42 vóór Chr. rukten de benden van het driemanschap op tegen de republikeinen, die door Brutus en Cassius werden aangevoerd. Bij Philippi in Macedonië werd het lot der republiek voor altijd beslist. Augustus zond het hoofd van Brutus naar Rome, om het neder te werpen vóór het standbeeld van Caesar. Nadat alle aanzienlijke gevangenen op eene wreedaardige wijze waren omgebragt, werd het rijk op nieuw verdeeld. Augustus verkreeg hierdoor het geheele westen met Rome, en nam de taak op zich, om de legioenen terug te brengen naar Italië en in het bezit te stellen der toegezegde landerijen. Weldra ontbrandde echter op nieuw de oorlog, aangestookt door Fulvia, de gemalin van Antonius, doch de strijd eindigde met de capitulatie van den consul Lucius Antonius en met het ombrengen van 300 senatoren en ridders.

De dood van Fulvia gaf eene gelegenheid aan de hand, om Augustus met Antonius te verzoenen. Laatstgenoemde nam Octavia, eene zuster van Augustus, ten huwelijk, en tevens werd bepaald, dat de stad Scodra in Illyrië het grensmerk zou wezen tusschen het oosten van Antonius en het westen van Augustus, terwijl Lépidus Libye behield. Beide eerstgenoemde leden van het driemanschap, begaven zich vervolgens naar Rome, om het volk tot kalmte te brengen, dat wegens hongersnood oproerig was. Hier redde Antonius bij een volksoploop het leven van Augustus. De volkswil vorderde, dat het driemanschap in onderhandeling zou treden met Sextus Pompéjus, en men besloot in het jaar 39 vóór Chr. te Misenum, om Sicilië, Corsica, Sardinië en Achaje aan dezen af te staan.

Maar reeds een jaar daarna stonden de beide partijen weder onder de wapenen. Antonius, door Augustus te hulp geroepen, verscheen eerst in 36, maar wekte ook door de uitgebreidheid zijner zeemagt zoozeer het wantrouwen van dezen, dat Octavia met hare bemiddeling tusschen beiden moest komen. In het volgende jaar verwierf Augustus met Lépidus onder de leiding van M. Vipsanius Agrippa in de wateren van Messina eene schitterende zegepraal op Pompéjus. Deze laatste werd, gedurende zijne vlugt, te Milete gedood. Lépidus maakte nu aanspraak op Sicilië., maar het leger, door de geloften van Augustus verlokt, verliet zijne zijde. Nu had Augustus nog maar één mededinger, namelijk Antonius, die door zijne eigene ligtzinnigheid zijn gezag op het spel zette.

Het kostte Augustus weinig moeite, om van den Senaat een besluit te bekomen, waarbij Antonius van het gezag vervallen en aan Cleópatra de oorlog verklaard werd. De slag bij Actium (5 September 31 vóór Chr.) eindigde met de volkomen nederlaag van Antonius. Augustus vervolgde hem naar Egypte, verkreeg door het verraad van Cleópatra Pelusium, en weldra was Alexandria gereed om den overwinnaar binnen hare muren te ontvangen, toen de zelfmoord van Antonius een einde maakte aan alle vijandelijkheden. Augustus deed de zonen van Antonius en Cleópatra ter dood brengen, en wilde laatstgenoemde medevoeren naar Rome, om luister bij te zetten aan zijn triomf, maar de fiere bijzit van Antonius onttrok zich door den dood aan die vernedering. Egypte werd in een Romeinsch wingewest herschapen, en Augustus trok in triumf naar Rome, waar hem in het jaar 29 vóór Chr. de titel van “Imperator” werd verleend, waarmede eene onbeperkte magt verbonden was.

Door het voorbeeld van Caesar wijs geworden, hulde hij liet eenhoofdig gezag in republikeinsche vormen, — ja, in liet jaar 27 vóór Chr. hield hij zich, alsof hij den last der regering niet langer wilde dragen, zoodat hij zich door de smeekingen van den Senaat liet bewegen om geen afstand te doen van zijne waardigheid. Zeer welgevallig was hem daarbij de eernaam van Augustus, omdat hij hierdoor gaarne den niet altijd humanen Octavianus wilde doen vergeten. Ook werd de titel van “vader des vaderlands” hem toen op nieuw toegekend.

Schijnbaar tot gemak van den Senaat deed hij het aanbod, dat juist aan hem het bestuur zou worden toevertrouwd over die gewesten, waar men krijgszuchtige of oproerige bewegingen bespeurde, over Egypte, Phoenicië, Coelesyrië, Cilicië , Illyrië, Opperen Neder-Germanië, nagenoeg geheel Gallië en Hispanië. Hiervoor koos hij de stadhouders, die als legaten of propraetoren eene militaire kleeding droegen en iemand bij zich hadden, die belastingen oplegde ten behoeve der kas van den imperator.

Daarentegen werden de stadhouders van Afrika, Numidië, Cyrene, en Creta, Azië, Bithynië, Pontus, Cyprus, Achaja, Macedonië, Sicilië, Sardinië, Gallia Narbonnensis en Hispania Boetica benoemd door den Senaat; zij droegen den naam van proconsuls, en de belastingen, die er geïnd werden, vloeiden in de openbare schatkist. Hierdoor was het werk verdeeld. De Senaat had een gering gezag, terwijl de imperator de beschikking had over de 25 legioenen en het toezigt op de minder rustige landen. In het jaar 27 vóór Chr. verordende Augustus den eersten census (belasting) buiten Italië, namelijk eerst in Gallië en toen in Hispanië, waar de Cantabriërs en Asturiërs er tegen in verzet kwamen. Eenige jaren later mislukte de veldtogt van Aelius Gallus naar Arabië, terwijl C. Petronius de Aethiopische koningin Candace tot schatpligtigheid dwong.

Tot aan het jaar 23 deed Augustus zich telken jare tot consul benoemen; daarna werd hij voor levenslang met het gezag van proconsul bekleed, zoodat hij alle provinciën aan zijne heerschappij onderworpen zag en zelfs de senaatsbeambten zich als zijne dienstknechten moesten gedragen. Op dezelfde wijze werd hij tot tribuun verheven, zoodat hij elk besluit, dat hem niet aanstond, vernietigen kon, alsmede tot praefectus morum of zedemeester. In het jaar 19 werd hij duurzaam tot consul aangesteld, en na den dood van Lépidus verkreeg hij tevens het hoogste gezag in godsdienstige zaken, bepaaldelijk bij het benoemen van priesters. Niettemin koos men in de comitiën, consuls, censoren, tribuni enz., en Augustus vleide de burgers, om hun zijne vrienden aan te bevelen.

Na verloop van 10 jaren, en vervolgens telkens na 10 of 5 jaren herhaalde hij het behendige comediespel der nederlegging zijner waardigheid, maar tevens was hij op middelen bedacht om ook den Senaat tot een ligchaam van onderworpen handlangers te maken. Hij noodigde allen uit, die gevoelden, dat zij niet waardig waren, lid van dat ligchaam te zijn, om hun ontslag te nemen, en vorderde van de overigen een census van ongeveer 87000 gulden. Natuurlijk gaf hij aan goede vrienden die som, die toch tot hem terugkeerde. Voorts verminderde hij het aantal leden van 1000 op 600 en liet hen slechts tweemaal zitting houden in de maand, terwijl de loopende zaken door eene commissie werden afgedaan. Weldra woonde hij zelfs de zittingen niet meer bij en omringde zich ter zijner beveiliging van eene lijfwacht van 10 praetoriaansche benden, ieder 1000 man sterk, onder het bevel van 2 praefecti praetorio.

Om in de stad de rust te bewaren, gebruikte hij 4 cohorten, waarover de stadspraefect het bevel voerde. Voorts werd er een graanpraefect (praefectus annonae) benoemd , om de duurte van het koren te verhoeden. De soldaten der legioenen wist hij aan zich te verbinden door een plegtigen eed, die telkens op den verjaardag van den imperator en op den 1sten Januarij moest worden herhaald, door eene stipte uitbetaling der verdubbelde soldij, door ruime geschenken, eene gestrenge krijgstucht en het vooruitzigt op grondbezit. Zij waren doorgaans gelegerd aan de grenzen des rijks, terwijl zich te Ravenna, Misenum en Forum Julii aanzienlijke vloten bevonden, zonder de 40 vaartuigen te rekenen, die de kusten der Zwarte zee bewaakten.

Tot onderhoud van dat alles was geld noodig, zoodat Augustus allerlei belastingen invoerde. Men schat de inkomsten des Romeinschen rijks in dien tijd op een jaarlijksch bedrag van bijna 400 millioen gulden. Tevens breidde het Romeinsche rijk zijne veroveringen — zelfs tot diep in Germanië — uit, al bragt Arminius (zie onder dezen naam) hier aan Varus eene geweldige nederlaag toe. Het land tusschen Rijn en Weser werd door Drusus en Tibérius, stiefzonen des Keizers veroverd. In persoon woonde hij, na het aanvaarden der onbeperkte magt, geene oorlogen bij. Hij kon den strijd gerust overlaten aan zijne dappere veldheeren.

Augustus beeft zich zeer verdienstelijk gemaakt met betrekking tot de openbare veiligheid. Hij deed de landloopers en roovers opsporen tot in hunne meest verborgene schuilhoeken. Naar alle verdachte plaatsen werden krijgsknechten gezonden, en de schuldigen zonder vorm van proces uit den weg geruimd. Hij verbood alle gladiatoren- gevechten, waartoe de Senaat geen verlof gegeven had, en wilde niet, dat meer dan 150 van hun tegelijk in het strijdperk zouden treden. Hij veroorloofde niet, dat ridders of vrouwen op het tooneel als dansers en danseressen optraden, en hij zocht het huwelijk aan te moedigen. Door zijn toedoen werd vastgesteld, dat de slaven tegen hunne meesters als getuigen konden optreden, en dat alleen de overheid over het leven der slaven kon beschikken.

Hij verminderde de gestrengheid der vaderlijke magt over de kinderen, wilde het burgerregt alleen aan zoodanigen toegekend zien, die het zich waardig maakten door hun gedrag, waakte tegen omkooping bij ambtsbejag, en zorgde, dat bij de openbare spelen eene gepaste welvoegelijkheid werd in acht genomen. Deze en vele andere wetten hadden een gunstigen invloed op het Romeinsche volk; de zeden werden zachter, de humaniteit en de belangstelling in kunst en wetenschap grooter. Augustus zelf gaf een goed voorbeeld. Hoe inhumaan hij te voren ook geweest was, hij betoonde zich als Keizer welwillend, zachtmoedig, matig en weldadig, en vooral bragt hij hulde aan uitstekende talenten. De tijd van Augustus wordt de “gouden eeuw” der Latijnsche letterkunde, genoemd. Toen leefden Virqilius, Horatius, Tibullus, Propertius, Ovidius Naso, Livius enz. Daarenboven heeft Augustus de stad aanmerkelijk verfraaid, zoodat hij met regt zeggen kon, dat hij een stad van marmer achterliet, waar hij eene van leem gevonden had.

Het huiselijk leven van den imperator was niet zeer gelukkig. Zijne eerste gemalin Clodia bleef kinderloos, en zijne tweede Scribonia schonk hem slechts ééne dochter, Julia genaamd, die ten huwelijk werd gegeven aan Marcellus, een zoon van ’s keizers zuster Octavia. Marcellus kwam weldra te sterven, en Julia werd met den edelen Agrippa in den echt verbonden. Twee harer zonen, door den Keizer als de zijne aangenomen, overleden op jeugdigen leeftijd. Inmiddels was Augustus van Scribonia gescheiden en gehuwd met Lima Drusilla, de heerschzuchtige gemalin van Tiberius Claudius Nero. Zij haalde hem over om Agrippa Posthumus, den derden zoon van Julia, naar het eiland Planasia te verbannen, waar deze jongeling stierf. Van de zonen van Livia overleed ook Drusus, zoodat den Keizer niets anders overschoot dan Tibérius, den ouderen broeder van Drusus, als zoon aan te nemen en tot zijn opvolger te benoemen. Julia, aan dezen ten huwelijk gegeven, veroorloofde zich zulke ergerlijke uitspattingen, dat de gekrenkte vader haar naar het eiland Pandataria bij Campanië moest zenden.

In weerwil van al die huiselijke onaangenaamheden, leidde Augustus met vaste hand en met onvermoeiden ijver de zaken van den Staat. Na eene volkstelling te Rome vergezelde hij Tibérius, die naar Illyrië trok. Bij zijne terugreis noodzaakte hem eene ongesteldheid om op zijn vaderlijk landgoed te Kola te blijven. Dáar ontbood hij Tibérius, — dáár verzamelde hij zijne vrienden om zich heen en vroeg hun, “of hij zijne rol goed vervuld had?” en zeide op hun toestemmend antwoord: “Welnu klapt dan in de handen, want het stuk is uit?”

Kort daarna ontsliep hij op den 19den Augustus in het jaar 14 na Chr., in den ouderdom van 76 jaren, nadat hij 32 jaren had geregeerd. In zijne uiterste wilsbeschikking waren Livia en Tibérius tot zijne erfgenamen benoemd, en aan eerstgenoemde werd de naam van Augusta toegekend. Men vond voorts 4 opstellen van de hand des Keizers, namelijk eene regeling van zijne begrafenis, een verhaal van zijne daden, eene lijst van de gewesten, krijgsbenden en inkomsten des rijks, en eene aanwijzing van het regeringsbeleid ten behoeve van zijn opvolger. De Senaat en het volk te Rome bewezen aan Augustus goddelijke hulde, en er werden feesten ingesteld ter zijner eer.

Augustus was middelmatig van grootte, maar welgemaakt, hij had een kalm en opgeruimd voorkomen, een schitterenden blik en eene zwakke, maar welluidende stem. Tevens was hij ziekelijk van gestel, zoodat hij alleen door naauwkeurige zorg voor zijn ligchaam en door gestrenge matigheid zulk een hoogen ouderdom kon bereiken. Doorgaans woonde hij op den Palatijnschen heuvel (Palatium), en ter zijner ontspanning begaf hij zich naar buiten. Wel zag hij gaarne openbare spelen, maar hij was tevens een vriend van eenvoudigheid in kleeding en huisraad. Vreemd is het, dat hij een groot gewigt hechtte aan droomen en ongewone natuurverschijnselen. Dagelijks wijdde hij eenige uren aan de beoefening der wetenschappen. Hij heeft enkele geschriften nagelaten, van welke eenige fragmenten zijn overgebleven.

< >