Auërstadt is een klein dorpje in de Pruissische provincie Saksen en ontleent zijne belangrijkheid aan den veldslag, welke den 14den October 1806 — den dag van den slag bij Jena — hier is voorgevallen.
Toen er geen vrede met Frankrijk mogelijk scheen, rukten de Pruissische legers naar Thüringen en Franken. Uit Hannover kwamen onder Rüchel en Blücher 40000 man, — onder koning Friedrich Wilhelm III en den hertog van Brunswijk trokken 70000 man over de Elbe, — en onder den vorst von Hohenlohe togen 35000 man uit Silézië naar Saksen, waar zij zich met 20000 Saksische soldaten versterkten. Die drie afdeelingen zouden zich in Thüringen vereenigen. Napoleon liet het echter zoover niet komen. Zijne generaals Soult, Davoust, Mmat en Bérthier drongen met snelle marschen diep in Duitschland. De Pruissen waren hierdoor verrast en hadden zelfs behoefte aan levensmiddelen, welke bij de Franschen volstrekt niet ontbraken. Het Fransche leger telde ongeveer 250000 man en 700 kanonnen. Weldra werden de beide legers handgemeen, maar wegens de snelle komst der Franschen waren de Pruissen slecht onderrigt van de positiën der vijanden.
Bij Auërstadt sneuvelde de hertog van Brunswijk, de luitenant generaal von Schmettau werd zwaar gewond, en kort daarna vielen de generaals von Wedell en von Greiffenberg. De Pruissen hadden ten slotte 5000 dooden en gewonden, en hij deze waren 300 officieren. Zij zagen zich genoodzaakt om terug te trekken, en de hoop op eene herhaling van het gevecht werd verijdeld doordien Napoleon zelf op dien dag aan de corpsen van von Rüchel en Hohenlohe bij Jena eene vreeselijke nederlaag had toegebragt. In diezelfde week trokken de overwinnaars binnen de poorten van Berlijn, terwijl zij de vlugtende Pruissen tot Lübeck toe vervolgden. — Op de plek, waar de hertog van Brunswijk sneuvelde, is een gedenkteeken opgerigt.