Aspasia is de naam van de meestberoemde van de hetaeren (ėtaípa of vriendinnen) der Oude wereld. Op gemeld woord handelen wij over die Grieksche vrouwen, — een paar woorden ter opheldering zijn evenwel hier onmisbaar.
De Grieksche vrouwen, reeds jong en alleen door overeenkomst gehuwd, onderscheidden zich door huiselijke deugden, maar verstonden bij hare geringe ontwikkeling de kunst niet, om hare beschaafde, geestige, kunstlievende en naar zingenot jagende mannen te boeijen. Daarenboven waren zij nagenoeg uitgesloten van het maatschappelijk verkeer. Intusschen moest de Grieksche beschaving invloed hebben op sommige vrouwen. Deze, niet door den band des huwelijks gekneld, vereenigden zich in de dienst van het schoone en wisten door ontwikkeling des geestes een standpunt te bereiken, dat haar in bevalligheid en geestigheid ver boven hare eenvoudige gehuwde zusters verhief. De Atheners zochten met geestdrift het aangenaam bijzijn van die vriendinnen, om met deze bij vrolijke gastmalen, bij muziek , dans en luchtige scherts het genot der wereld te smaken. Van de schaduwzijde van dezen toestand spreken wij later.
Aspasia nu, de dochter van Axiochus, was geboren in het weelderige en beschaafde Milete in Ionië en voegde zich naar het voorbeeld van Targelia, eene hetaere, die door ongemeene bekoorlijkheid tot een hoogen rang was opgeklommen. Het is niet bekend, wanneer zij zich naar Athene begeven heeft, maar wel, dat zij hier opgemeenzamenvoet leefde met den beroemden Péricles (444 vóór Chr.), wien zij een zoon schonk, die den naam zijns vaders ontving. Weldra verkreeg zij grooten invloed op de staatsaangelegenheden. Men zegt, dat zij, op verzoek van hare landgenooten, Péricles overhaalde, om oorlog te voeren met Samos; ook legt men haar ten laste, dat zij de oorzaak is van het tuchtigen van Megara — omdat twee Megarensers haar een paar slavinnen hadden ontroofd — en alzoo van het ontbranden van den Peloponnésischen oorlog. Zelfs vermeldt men, dat zij niet vreemd was aan de beroemde redevoeringen, die door Péricles werden uitgesproken, en Sócrates noemt zich in scherts haren leerling. Laatstgenoemde wijsgeer zocht haren omgang, en Aspasia deed daarmede haar voordeel tot verrijking van den geest, zoodat zij den naam verkreeg van “de Socratische”. In hare woning vereenigde zich steeds een kring van dichters en wijsgeeren. Door den dichter Hermótimus werd zij aangeklaagd van schennis der godsdienst, maar op eene verdediging van Péricles volgde de vrijspraak. — Na den dood van dezen verbond zij zich met Lysicles, een rijken veehandelaar, en deze werd door haar de aanzienlijkste man van Athene.
Eene jongere Aspasia was de vriendin van Cyrus de jongere (400 vóór Chr.). Zij was de dochter van Hermótimus uit Phocaea in Ionië, die haar na den dood harer moeder eene gestrenge en zorgvuldige opvoeding gaf. Wegens de schoone kleur van haar gelaat werd zij milto (de geblankette) genoemd, en wegens hare groote bevalligheid schaakte men haar uit het vaderlijk huis, waarna zij in den harem van Cyrus werd geplaatst. Deze gaf haar weldra de voorkeur boven zijne andere vrouwen. Toen Cyrus in den slag bij Cunara gevallen was, kwam zij in den harem van den Perzischen koning, en vervolgens in dien van Daríus. De Koning vorderde haar echter terug, en dit gaf' aanleiding tot den opstand, waarin Daríus het leven verloor. Aspasia werd later priesteres van Anaïtis te Ecbátana.