Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 11-01-2018

Armansperg

betekenis & definitie

Armansperg (Joseph Ludwig, graaf van), gedurende eenigen tijd voorzitter van het regentschap in Griekenland, werd geboren den 28sten Februarij 1787 te Kötzting in Neder-Beijeren en was de telg van een oud en aanzienlijk geslacht. Nadat hij aan de Universiteit te Landshut gestudeerd had, kwam hij in staatsdienst, eerst te Regensburg en later te Passau. In 1813 was hij krijgscommissaris bij het Beijersche leger, en na den eersten Vrede van Parijs werd hij belast met het bestuur van het departement der Vogésen en later met dat der nieuwe Duitsche gewesten tusschen de Rijn en de Moesel.

Op het Congres te Weenen verdedigde hij de belangen van zijn vaderland, en toen kort daarna de oorlog wederom uitbarstte, volgde hij de Verbondene Mogendheden, als gevolmagtigd minister van Beijeren, naar Parijs. Na den tweeden Vrede van Parijs (1816) werd hij directeur van de Rijn-Kreits en bleef er de afschaffing handhaven van vele misbruiken, die door de Omwenteling waren uit den weg geruimd. In het volgende jaar werd hij als directeur van de Boven- Donau-Kreits naar Augsburg verplaatst. In 1820 benoemde de Koning hem tot lid der commissie ter voorziening in de behoeften van het leger en tot directeur der rekenkamer.

Ook andere eervolle betrekkingen werden hem opgedragen, en in 1825 werd hij door de Beneden-Donau-Kreits afgevaardigd naar de vergadering van ’s Lands vertegenwoordigers, waar men hem tot ondervoorzitter koos. Als schrander en vrijmoedig redenaar verwierf hij zich de algemeene achting en de gunst van koning Lodewijk, die hem tot staatsraad en minister benoemde. In deze betrekking wist hij door een zuinig beheer de financiën des lands op beteren voet te brengen en tevens de welvaart des volks te vermeerderen. Geen wonder, dat hij de adellijke en kerkelijke partijen, die hare voorregten geschonden waanden, tot vijanden kreeg.

Hij moest in 1831 afstand doen van zijne portefeuille, en het was reeds bepaald , dat hij als gezant naar Londen zou vertrekken, toen hij in 1832 benoemd werd tot president van het Regentschap, hetwelk gedurende de minderjarigheid van koning Otto over Griekenland regéren zou. Eerst was hij er enkel als voorzitter werkzaam, maar vervolgens werd hij ook met het beheer der financiën belast. Men verwachtte veel van den bekwamen minister, die in Beijeren veel goeds had tot stand gebragt. Hierin echter zag men zich teleurgesteld. Graaf Armansperg omringde zich met een aantal aanhangers, die zich ten doel stelden, het regentschap te vernietigen en hun opperhoofd in de plaats van Otto te stellen. Dit is echter niet gebeurd. Terwijl andere leden van het Regentschap teruggeroepen werden, bleef de Graaf zijn post tot aan de meerderjarigheid van den jeugdigen Koning bekleeden.

Toen ontvingen al de leden van het Regentschap hun ontslag, maar Armansperg werd benoemd tot aartskanselier en was als zoodanig voorzitter van den ministerraad en eerste raadsheer in het Kabinet des Konings. Toen deze in 1836 eene reis deed naar Duitschland, was Armansperg gedurende dien tijd rijksbestuurder met onbeperkte volmagt. Na den terugkeer des Konings ontving hij een eervol ontslag en verliet Griekenland, om zich naar zijn landgoed Egg bij Deggendorf te begeven, waar hij zeer stil leefde. Hy overleed te München op den 3den April 1853.

< >