Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 11-01-2018

Appelius

betekenis & definitie

Appelius (Mr. J. H.), minister van financiën in Nederland, werd in 1767 te Middelburg geboren. Zijn vader was er predikant bij de Waalsche gemeente. Nadat de jonge Appelius zich in zijne geboortestad in de Oude talen had geoefend, begaf hij zich naar de hoogeschool te Leiden, waar hij na een wél doorgebragten studietijd tot doctor in de regten bevorderd werd.

Nadat hij zich eenigen tijd te Middelburg met de regtspractijk had bezig gehouden, werd hij in het jaar 1795 wegens zijne groote bekwaamheid tot raadpensionaris van Zeeland en daarna tot volksvertegenwoordiger van dat gewest benoemd. In 1803 werd hij lid van den Raad van financiën, in 1804 lid van den staatsraad, in 1808, onderkoning Lodewijk, chef der Staatssecretarie en in 1809 minister van financiën. Nadat ons land bij Frankrijk was ingelijfd, nam hij zitting in den Staatsraad te Parijs. Na het afschudden van het Fransche juk (1814) werd hij lid van den Raad van State, en hem werd opgedragen, om de financiële zaken in de Zuidelijke Nederlanden te regelen. In 1815 werd hij benoemd tot directeurgeneraal der directe belastingen, — in 1820 verkreeg hij, als minister van Staat, de algemeene directie der ontvangsten, — en in 1824 werd hij minister van financiën. Hij overleed in 1828.

Vlugheid en helderheid van geest, werkzaamheid en voortvarendheid, onkreukbare eerlijkheid en opregte vaderlandsliefde bezorgden aan Appelius de algemeene achting en eene roemvolle loopbaan.

< >