Anemologie is de leer van het ontstaan, de rigting, de kracht en de snelheid van den wind. Om de rigting van den wind waar te nemen, bedient men zich van den anemoscoop of een wijzer aan den zolder, in verband gebragt met een windwijzer op het dak. Bij de meteorologische observatoria heeft men echter den anemograaf, een werktuig, dat de rigting van den wind bij voortduring opteekent. Men verkrijgt zulk een werktuig door de vaste, regtstandige as der windvaan te laten afdalen in een vertrek, waar zij door eene cirkelvormige schijf gaat met een rand, welke allengs breeder wordt en bij het uitgangs- of O-punt zijner breedte de grootste breedte erlangt.
Deze rand leunt tegen een gebroken hefboom, die alzoo bij het draaijen van den wind van plaats verandert, ’t geen door den anderen hefbooms-arm, waaraan een potlood bevestigd is, op een papier wordt overgebragt. Ook andere inrigtingen zijn in gebruik. — Ter bepaling van de kracht van den wind bezigt men den anemometer. Men laat den wind vrijelijk werken op een plat, regtstandig vlak, bijvoorbeeld ter grootte van eene vierkante el, en men doet dat vlak wederom drukken op veêren. Naarmate de wind heviger is, zullen die veêren sterker ingedrnkt worden, waarbij men de windkracht vergelijken kan met het aantal ponden, hetwelk dezelfde drukking veroorzaakt. Het is duidelijk, dat men ook aan dezen toestel gemakkelijk eene stang met een potlood tot het registréren der windkracht kan toevoegen. Men heeft ook andere windmeters, waarbij de kracht van den wind door het aantal omdraaijingen van een molentje of door de persing van den wind op het water wordt bepaald.