Amygdaline is eene eigenaardige stof, door Robiquet en Boutron-Charlard het eerst ontdekt in bittere amandelen, maar ook aanwezig in de pitten van abrikozen, perziken, pruimen en kersen, in de bladeren van den laurierkers, in de spruiten, jonge bladeren, bladstelen en schors van den lijsterbessenboom, in alle deelen van den vuilboom (rhamnus frangula) en in vele andere boomen en struiken uit de familie der amygdaleën en der pomaceën. Wanneer bittere amandelen in water worden fijngewreven, leveren zij blaauwzuur en bittere amandelolie, welke men er door destillatie uit afscheiden kan. Daarenboven bevatten de bittere amandelen nog eene eiwitachtige stof, namelijk emulsine, en deze werkt, zoo als Liebig heeft aangetoond, in eene waterachtige oplossing op de amygdaline als een gist, zoodat zij ontleed wordt in blaauwzuur, amandelolie en suiker.
De amygdaline bestaat uit 40 gewigtsdeelen koolstof, 40 waterstof, 1 stikstof en 22 zuurstof en wordt verkregen, wanneer men bittere amandelen fijnstampt, door persing van olie bevrijdt, het overige met watervrijen alkohol uitkookt, de alkohol-houdende vloeistof tot de dikte van siroop laat inkoken en er daarna een zesvoudig volumen aether bijvoegt. Als dit mengsel lang rust heeft, ontstaan er drie lagen van vloeistof, en de middelste van deze bevat de amygdaline, die men door eene herhaalde oplossing in alkohol en door kristallisatie in een zuiveren toestand verkrijgt. Zij vertoont zich in de gedaante van witte kristallijne schubbetjes, heeft geen reuk en smaakt zeer bitter; zij lost zich gemakkelijk op in water en in kokenden alkohol, maar niet in aether. Zelve is zij niet vergiftig, maar wanneer zij met emulsine in het bloed wordt gebragt, doet zij er het vreeselijke blaauwzuur ontstaan. Zij is intusschen het beste middel om eene bepaalde hoeveelheid blaauwzuur met bittere amandel-olie als artsenij toe te dienen. Tot dit oogmerk geeft men het met amandelmelk.