Ahumada (Don Pedro Giron, Marquesas de las Amarillas, hertog van), de telg van een oud Spaansch geslacht, was op zijn 18de jaar reeds officier bij de Koninklijke garde en bewees in den bevrijdingsoorlog onder Wellington, als chef van den generalen staf, goede diensten. Na den terugkeer van Ferdinand VII begaf hij zich naar zijne goederen, omdat zijne gematigd constitutionele gevoelens den Koning niet aangenaam waren.
Later aanvaardde hij gedurende korten tijd de por-tefeuille van oorlog, en hij werd daarna tot lid benoemd van den Regeringsraad gedurende de minderjarigheid der Koningin. Als zoodanig bestreed hjj de maatregelen van het kabinet Martines de la Rosa tegen de oproerige provinciën. Hij was er niet voor, dat er Granden in de Kamer der Proceres zouden worden toegelaten, maar de Fransche gevolmagtigde, graaf Rayneval, bragt hem weldra tot andere gevoelens. Hierdoor verloor hij de volksgunst, maar hij bleef door zijne welsprekendheid en bekwaamheid schitteren in de betrekking van voorzitter van de Kamer der Proceres. De Koningin-regentes verhief hem tot hertog van Ahumada. Toen Martinez de la Rosa het staatstooneel verliet, werd de hertog van Ahumada weder belast met de portefeuille van oorlog, maar zijne hervormingsplannen leden schipbreuk op de verwarde geldmiddelen en op de onbekwaamheid zijner ondergeschikten. Toen de Hertog zjjn zoon tot kapitein-generaal van Andalusië en militairen gouverneur van Cadix benoemde, verhieven zich zoo vele stemmen tegen hem, dat hp zich genoodzaakt zag, zjjne betrekking neder te leggen. Daarna bestreed hjj met Isturiz en Galiano in de Kamer der Granden de ontwerpen van Mendizabal. Vermoeid door den ondervonden tegenstand, verliet hij in 1812 zjjn vaderland en vestigde zich te Bordeaux. Zjjn leven is een getuigenis tegen die halfslachtige politiek, welke haren slaaf heren derwaarts slingert zonder hem te veroorloven, iets goeds voor volk of vorst tot stand te brengen.