tweeënhalf - Hoofdtelwoord
1. (breukgetal) de breuk 2½; twee en een half
♢ Hij is na tweeënhalf jaar gestopt.
♢ Ik ben tweeënhalve kilo aangekomen.
Woordherkomst
samenstelling van twee, en en half
Gepubliceerd op 01-11-2017
tweeënhalf
betekenis & definitie