Gepubliceerd op 04-12-2017

hoog

betekenis & definitie

hoog - Bijvoeglijk naamwoord
1. fysiek ver boven iets anders
2. vergevorderd in een rangorde of volgorde
3. (geluid) met een groot aantal trillingen per tijdseenheid
4. met een groot aanzien
5. (aardrijkskunde) meer boven de zeespiegel gelegen
de Hoge Ardennen
6. (aardrijkskunde) meer naar het Noorden gelegen
het Hoge Noorden

Synoniemen
(3) schel
(4) aanzienlijk, voornaam
verheven

Antoniemen
(1, 2, 3, 4) laag