Gepubliceerd op 14-11-2017

fuif

betekenis & definitie

fuif - Zelfstandignaamwoord
1. vrolijk besloten feest
Veel mensen drinken bier op een fuif.

fuif - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fuiven
♢ Ik fuif
2. gebiedende wijs van fuiven
fuif!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fuiven
fuif je?

Synoniemen
festiviteit, partij