dóórloop - Zelfstandignaamwoord
1. het in zijn geheel zonder onderbreking doornemen van een toneel- of muziekstuk.
♢ We hebben gisteren een eerste doorloop van het stuk gedaan, waaruit bleek dat er nog veel te verbeteren valt.
2. (medisch) diarree
3. doorgang, gangpad
doorloop - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorlopen
♢ Ik doorloop
2. gebiedende wijs van doorlopen
♢ doorloop!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorlopen
♢ doorloop je
doorloop - Werkwoord
1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorlopen
♢... dat ik doorloop
Gepubliceerd op 13-11-2017
doorloop
betekenis & definitie