dekken - Werkwoord
1. (ov) voorzien van een dak
♢ Dat huis is met riet gedekt.
2. (ov) de tafel ~ alles op tafel leggen en zetten voor het houden van een maaltijd
♢ Zij dekte de tafel voor het kerstmaal.
3. (ov) een verzekering voor een eventualiteit afgesloten hebben
♢ Het geleden verlies bleek maar gedeeltelijk gedekt.
4. (ov) ondersteuning voor iets verlenen
♢ De regering dekte zijn eigenzinnige optreden niet langer.
5. (seksualiteit) paren met (bijv. dekhengst)
dekken - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord dek
Verwante begrippen
[5] fokken, fokkerij
Gepubliceerd op 03-10-2017
dekken
betekenis & definitie