crash - Zelfstandignaamwoord
1. (verkeer) een ernstig verkeersongeluk
2. (economie) een ineenstorting van de aandelenmarkt op de beurs
3. (informatica) het onbruikbaar worden van een computer, besturingssysteem of applicatie
crash - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van crashen
* Ik crash
2. gebiedende wijs van crashen
* crash!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van crashen
* crash je?
Woordherkomst
van het Engels
Gepubliceerd op 03-10-2017
crash
betekenis & definitie