bon - Zelfstandignaamwoord
1. stukje papier dat als tegoedbewijs dienst doet
♢ Er zit een bon bij van tien punten.
2. een rantsoeneringsbewijs
♢ De suiker is op de bon.
3. een opgelegde boete of bekeuring
♢ Hij kreeg weer een bon voor te hard rijden.
4. stukje papier waardoor je kunt bewijzen dat je iets betaald hebt.
♢ U kunt ruilen met het bonnetje.
Uitdrukkingen en gezegden
♦ op de bon gaan
een bekeuring krijgen
Gepubliceerd op 10-11-2017
bon
betekenis & definitie