Gepubliceerd op 10-11-2017

boeren

betekenis & definitie

boeren - Werkwoord
1. het boerenvak uitoefenen
Mijn familie boert al verscheidene generaties.
Er wordt steeds meer biologisch geboerd.
2. een vak uitoefenen en daar inkomsten mee verdienen
Na enkele magere jaren boert de branche weer goed.
3. een boer laten
Hij boert luidruchtig en laat een scheet.

boeren - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord boer

Woordherkomst
Afgeleid van boer met het achtervoegsel -en