Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Mauritia flexuosa

betekenis & definitie

Linn. f. Fam.

Palmae. Ita palm, Waaierpalm, SUR., Morisi, N.E., Ité, AROW., Tibisiri, KAR. Een veel op vochtige plaatsen en in zwampen voorkomende palm, ken baar aan de groote waaiervormige bladeren. Volgens Kappler, Surinam, de in geheel Guiana veelvuldigst voorkomende palm, hetgeen weersproken wordt door Van Stockum, Verslag van de Saramacca-Expeditie. Zeker is het evenwel, dat geen andere palm zulke samenhangende bosschen vormt als de M. flexuosa, in het district Boven Para, b.v. Bij een dikte van 2 tot 2,5 voet kan de boom een hoogte van 120 voet bereiken. De 6 voet lange vruchttros is zoo zwaar, dat twee menschen nauwelijks in staat zijn, die te dragen.

Hieraan zitten honderden glanzend bruine vruchten, die de grootte van een kleinen appel hebben en eenigszins gelijken op een nog gesloten dennenkegel. Eetbaar zijn ze niet. Vóór dat de vruchttros zich opent, geeft de stam bij het aan boren een groote hoeveelheid zoet vocht, waaruit men suiker en brandewijn kan maken. Uit de vezels der jonge bladeren maken de Arowakken hangmatten, manden, matten, enz. Van de bladstelen, aaneengebonden met bromeliavezel, vervaardigen de Indianen zeilen. In de gevelde boomen legt een groote snuitkeverzijn eieren, waaruit zich in tijd van een maand de als lekkernij gewaardeerde palmwormen ontwikkelen.

< >