Omtrent de verschillende ambachten en bedrijven vindt men in de officieele bescheiden zeer weinige gegevens. Voor den arbeid van ‘sjouwers, waagdragers en kruyers’ in Suriname was reeds bij Publ. van 11 Maart 1817 (G.B. no. 8) een tarief vastgesteld.
Zij werden tevens onder opzicht gesteld van een commissaris, aan wien door den werkgever het loon moest worden betaald. Deze commissaris was niet alleen verplicht de noodige slaven voor zijne rekening te huren en te zorgen dat hij altijd een genoegzaam aantal in zijn dienst had, maar ook om, boven den huurprijs, dien hij aan den meester betaalde, aan iederen slaaf tot diens onderhoud wekelijks nog te geven ƒ2.10 en ‘iederen avond een glas dram of anderen gewonen sterken drank.’ Deze regeling werd bij Publ. van 24 Dec. 1853 (G.B. no. 12) vervangen door een andere waarbij de commissaris verviel. In 1857 (G.B. no. 22) werd deze regeling weer ingetrokken. Thans zijn de bedrijven van sjouwer, kruier, karreman, besteller en roeier geregeld bij verord. van 23 Jan. 1899 (G.B. no. 7), die toelating vordert door den Commissaris van Politie, een loon vaststelt en bepaalt dat de toegelatenen de van hen gevorderde diensten niet mogen weigeren. De regeling geldt alleen voor hen, die in het openbaar hun diensten aanbieden. (Zie hierover het Rapport der Suriname-commissie).Het Koloniaal Bestuur, gegevens willende verzamelen omtrent de verschillende bedrijven, stelde - in afwachting van eene regeling bij verordening - bij resolutie van 22 Sept. 1913 no. 4189 eene kamer van arbeid in, welke tot taak heeft het inwinnen en verzamelen van gegevens betreffende de toestanden in de verschillende bedrijven (bosch- en landbouwbedrijven uitgezonderd) het verzamelen van statistieken daaromtrent, het geven van adviezen, het doen van voorstellen aan het bestuur den vakarbeid betreffende en het in studie nemen van de instelling van een arbeidsbeurs. Jaarlijks vóór 1 April dient de kamer aan den Gouverneur een verslag in van hare werkzaamheiden in het afgeloopen jaar.
De uitschakeling van bosch- en landbouwbedrijven vindt, voor zooveel de eerste betreft, waarschijnlijk haar grond in het tot stand komen van de verordening van 24 Juni 1911, gewijzigd bij die van 4 Juni 1914 (G.B. no. 36) tot vaststelling van eene arbeidsverordening, regelende de overeenkomsten van huur en verhuur van diensten van arbeiders voor het onderzoek naar de aanwezigheid en de ontginning of exploitatie van delfstoffen, houtsoorten, balata en andere boschproducten. Hierbij is een livretten-stelsel ingevoerd, die het verzamelen van statistieke en andere gegevens zeer gemakkelijk maakt.
Op Curaçao bestaat geen kamer van arbeid. Voor een deel wordt haar werk gedaan door de kamer van koophandel en nijverheid (Zie aldaar). Omtrent de loonberekening van en het politietoezicht op de sjouwerlieden bevatten de Publicatiën van 1863 no. 31 en 1865 no. 5 voorschriften.
In 1890 werd te Paramaribo een K. van K. en F. ingesteld (G.B. no. 19) die echter geen levensvatbaarheid bleek te bezitten en in 1894 (G.B. no. 23) werd opgeheven. Bij verordening van 14 Jan. 1910 (G.B. no. 11) werd op nieuw een zoodanige kamer ingesteld, die bevoegd is 1o. het Koloniaal Bestuur en het bestuur van andere gemeenschappen, binnen welker gebied zij gevestigd is, hetzij uit zich zelve, hetzij op daartoe haar te kennen gegeven verlangen, inlichtingen te geven, adviezen uit te brengen of voorstellen te doen in zake onderwerpen, die den handel of de nijverheid betreffen, 2o. aan hen, die bij den handel en (of) nijverheid betrokken zijn, zoodanige mededeelingen te doen als bedoelde besturen zullen verlangen of als zij zelve in het belang van handel en (of) nijverheid noodig of nuttig zal achten.
Van de Kamer verschenen reeds overzichten van hare werkzaamheden in 1911 en 1912 en verslag over 1913, dit laatste ook in het Engelsch vertaald.