De onbetwiste koningin der bloemen Niet voor niets wordt de roos de koningin der bloemen genoemd! Het is waar, dat alle bloemen in haar soort mooi zijn. Maar de roos is wel van een heel bizondere lieflijkheid en fijnheid, zij is met geen andere bloem te vergelijken.
Vandaar, dat de roos als sierbloem, als symbool en als embleem, zulk een grote rol heeft gespeeld in het leven der volkeren. En natuurlijk vooral de roos, zoals de mensen haar gekweekt hebben, niet zoals zij in haar oorspronkelijken staat was.Medië en Perzië zijn het vaderland van de roos, nergens werd en wordt zij in zo groten getale gekweekt als in de streek van Teheran, waar gehele steden liggen te dromen temidden van bergen, met wilde rozen overdekt; nergens is de atmosfeer zo doordrenkt van heerlijke geuren als daar. Reeds in voorhistorische tijden was de roos in Perzië een voorwerp van grote verering; de Babyloniërs namen van de Perzen deze verering over.
„Nachtegaal en roos vervangen in Perzië den godsdienst,” zeide Goethe. Taal en dichtkunst van het oude Perzië zijn van rozen-symboliek doortrokken, als de lucht van rozengeuren. In het begin der 17e eeuw ontdekte men in Perzië, dat de rozen ook geëxploiteerd konden worden — om de rozen-olie. De uitvindster daarvan is prinses Nurmahal. Men had haar tuinen met rozenwater gesprenkeld, zij zag hoe olieachtige druppels op het -water dreven — de rozenolie!
Van Perzië en Armenië ging de zegetocht van de bloemenkoningin naar het oude Hellas, daar schreef de dichter, zijn hymnen aan de rozenvingerige Eos, daar zalfde Aphrodite het lijk van Hector met rozen-olie. De verering van Aphrodite was nauw met de roos verbonden. Men vertelde immers, dat uit het schuim, waaruit de godin geboren werd, ook de rozenstruik ontstaan is. Ook de kleine Eros, haar zoontje, overbekend onder den naam Cupido, speelde graag met rozen en wordt hiermee vaak afgebeeld; Dionysus brengt de roos uit het Oosten in zijn stoet mee naar Griekenland en nimfen en halfgoden dragen kransen van rozen in het haar.
Met de Griekse kolonisten kwam de bloem in Italië en in het Rome van de laatste keizers speelde zij een grote rol.
Het spreekt haast vanzelf, dat de roos, in tijden van verval misbruikt, later weer een meer eervolle plaats ging innemen. We vinden haar in de Christelijke cultuur van de Middeleeuwen terug als het symbool van de maagd Maria, die in de hymne geprezen wordt als „roos onder de vrouwen, roos van het paradijs”. De Middeleeuwse scholastiek noemt de rode kleur der rozen het symbool van Christus’ martelaarschap.
Talloos zijn de legenden uit dien tijd, waarin de roos een rol speelt en menig schoon religieus lied en gebed is uit de rozensymboliek ontstaan; de rozenkrans, die nog altijd door de Rooms-Katholieken gebruikt wordt, is een voorbeeld.
Ook in den riddertijd werd de roos vurig bewonderd en bij grote hoeveelheden gekweekt. De namen van de oorlogen tussen de Rode en de Witte Roos, tussen de huizen York en Lancaster in Engeland bewijzen, hoezeer de roos toen nog in het brandpunt van de belangstelling stond.
Beroemd gebleven zijn de rozenfeesten in het Frankrijk van de 14e en 15e eeuw, toen in alle gemeenten het liefste en deugdzaamste meisje met ’n rozenkrans gekroond werd.
Als symbool van vertrouwelijkheid werd in de Middeleeuwen niet alleen in prieeltjes, maar ook in de taveernen en de raadzalen en zelfs in het houtwerk van biechtstoelen een stenen of houten roos aangebracht. Wat daar dan „sub rosa”, d.w.z. onder de roos, verhandeld werd, bleef geheim.
Vele gezelschappen, in de Middeleeuwen ontstaan, heten naar de roos, bijv. de geestelijke broederschap der Rozenkruisers. En in de literatuur heeft de roos een grote rol gespeeld, denk maar aan de „roman de la rosé” en aan den beroemden dichtregel van Malherbe:
Et, rosé, elle a vécu ce que vivent les roses, L’espace d’un matin.
Overigens is deze regel een gelukkige drukfout. Want Malherbe had (veel minder treffend) geschreven: „Et Rosette a vécu.”