De orchidee behoort tot de kruidachtige planten, die in 410 geslachten en ± 15000 soorten in de tropische en gematigde streken voorkomen. Ook in ons vaderland groeien verschillende (enige tientallen) soorten, meestal op vochtige plekken in duinvalleien en in veen- of bosachtige streken, maar ze zijn nogal zeldzaam.
De meestal zeer fraaie bloemen zijn geheel ingericht op kruisbestuiving door insecten. De zeer fijne zaden worden door den wind verspreid en behouden jaren lang hun kiemvermogen.
De inheemse orchideeën overwinteren met een wortelstok of met wonderlijk gevormde knolletjes (handekenskruid), die jaarlijks vervangen worden. Vroeger werden deze om hun gehalte aan zetmeel en gomachtige stoffen in de geneeskunde als versterkingsmiddel (salep) gebruikt.
De meeste soorten orchideeën vertonen knolvormingen, hetzij in, hetzij boven den grond. Deze laatste zijn groen, hebben een langeren levensduur en worden schijnknollen genoemd; zij dragen bladeren en bladscheden en bloeien uit den top, zijdelings of uit den voet.
De schijnknollen bereiken bij sommige soorten een grootte van i Meter en meer. Enkele tropische orchideeën dragen sterk riekende en lang durende (1—5 maanden) bloemen. (Denk ook aan vanille, .de gedroogde vrucht van zo’n orchidee).
Aan de afwisselende vorm en kleur danken sommige inheemse haar eigenaardige namen: Keverorchis, Wespenorchis, Heilige Geestbloem (bij deze gelijken lipje en stempelzuil op een duifje), kapelbloem, enz.Sommige soorten gedijen ook als kamerplant. Vroeger werd de orchidee op grote schaal in de Europese kwekerijen ingevoerd, maar sinds ongeveer 1900 wordt zij hier te lande in de kassen uit zelf gewonnen zaad geteeld. Licht, temperatuur en vochtgehalte worden dan geregeld in verhouding tot het oorspronkelijke klimaat. Er is van deze plant veel studie gemaakt en er is veel over haar geschreven.