is een figuur uit de Griekse heldensagen. Toen het beleg van de stad Troje door de Grieken eindeloos duurde (zie ook: Troje), kwam men eindelijk na 10 jaar op de gedachte een krijgslist te gebruiken, om de stad te bemachtigen.
Men bouwde een groot houten paard, dat van binnen hol was, en verborg daar een aantal Griekse soldaten in. Toen deden de Grieken, alsof zij het beleg opbraken en wegzeilden.
Een der Grieken, die achtergebleven was, liet zich gevangen nemen en wist de Trojanen over te halen, het houten paard in de stad te halen. Het zou hun geluk brengen, zei hij! Het paard was zo groot, dat het niet eens door de poort kon en zo moest men een deel der vestingwerken slechten, om het gevaarte binnen de stad te kunnen slepen.
Sommige Trojanen vertrouwden die geschiedenis met dat paard niet; hun woordvoerder was de priester Laocoön. Maar tevergeefs, men luisterde niet naar Laocoöns raadgevingen.De goden, die Troje’s ondergang besloten hadden, waren ondanks het mislukken van Laocoöns plannen in hoge mate op hem vertoornd, omdat hij de plannen der góden doorzien had en daarom stuurden ze twee reusachtige slangen op Laocoön en diens beide zonen af, terwijl deze een offer aan Poseidon brachten. Iedereen vluchtte, maar Laocoön en zijn zonen bleven bij het altaar. De slangen omstrengelden hen alle drie en wurgden hen.
Dit moment hebben twee beeldhouwers uit de school van Rhodos in beeld gebracht. Het kunstwerk bevindt zich heden, hoewel beschadigd, in het Vaticaan te Rome.
In den nacht na Laocoöns dood kropen de Grieken uit hun schuilplaats, verrasten de stad en haalden hun heimelijk teruggekeerde landgenoten binnen door de bres in den muur. Troje was gevallen. De uitdrukking „Het paard van Troje binnenhalen” is hiervan afkomstig en betekent: iets nieuws beginnen, dat oppervlakkig zeer onschuldig lijkt, maar dat noodlottige gevolgen na zich kan slepen.