Nog niet lang geleden kon men op de Hollandse binnenwateren het vaartuig, dat kraak wordt genoemd, heel dikwijls tegenkomen. Tegenwoordig, nu de houten schepen grotendeels zijn vervangen door ijzeren, is die naam ook wel op deze schepen overgegaan.
De kraak leek veel op een tjalk (zie aldaar), mat meest een ton of vijftig en had gewoonlijk een schipper en een of twee knechts aan boord. Het inwendige was ingedeeld in voor- en achteronder en ruim.
Stak het achteronder boven het dek uit, dan heette het een paviljoenkraak.