Als je in de grote vacantie of op een zomersen Zondag weleens door de velden hebt gezworven, dan heb je stellig ook den vogel leren kennen, die bijna onophoudelijk roept: koekoek, koekoek, gevolgd door een zacht lachen. Dit is dan de mannetjes-koekoek geweest, want het wijfje laat een veel minder mooi geluid horen, eigenlijk meer een soort van zacht gegrinnik.
Misschien heb je hem ook wel eens te zien gekregen, doch dit is niet zo heel zeker, want de koekoek is, ondanks zijn onhebbelijke eigenschappen, zeer schuw. Je weet, dat hij zo ongeveer 37 c.M. lang is (van den snavel tot de staartpunt gemeten), van boven blauwachtig asgrauw en aan de onderzijde grijswit met donkere, gegolfde dwarslijnen.
Zijn keel, wangen en flanken van den hals tot aan de borst zijn volkomen asgrauw, de vleugels daarentegen zijn loodkleurig zwart en de zwarte stuurpennen dragen witte vlekken. Hij staat vast op zijn gele poten en kijkt je met zijn heldergele ogen achter den zwarten snavel scherp aan.
Eind April of begin Mei kun je hem al tegenkomen.De mannetjes kiezen ieder een vast woongebied, maar de wijfjes doen dat niet. En nukomen we aan een paar eigenaardigheden van de koekoeken, die hen de sympathie van vele mensen en wie weet ook van vele vogels hebben doen verliezen. Zij vormen n.l. geen paren, zoals andere vogels, doch het wijfje zwerft door de gebieden der verschillende mannetjes en kan het met ieder van hen goed vinden. Maar als nu de legtijd gekomen is, dan legt zij haar ei in... haar eigen nest, zullen enkelen van jullie misschien nog zeggen. Maar dat doet ze juist niet. Ze legt dat ei, nooit meer dan één, brutaalweg in het nest van een anderen vogel, liefst dat van een grasmus, een kwikstaartje of een rietzanger. Dezen schijnen dit als een recht van den koekoek te beschouwen, tenminste zij zorgen voor dat ei nog beter dan voor hun eigen eitjes. Zijn de jongen eenmaal uit het ei gekropen en komt het op voeren aan, dan eet de jonge koekoek alleen zoveel, dat de anderen te kort komen en tenslotte vaak aan ondervoeding sterven. Ook dit schijnen de pleegouders van den koekoek als een onschendbaar recht van den zelfzuchtigen veelvraat te beschouwen. Ze vliegen er dagelijks op uit om voedsel voor hem aan te brengen en tot beloning voor al hun zorgen dringt de woelige schreeuwerd nog dikwijls de andere veel kleinere jongen uit het nest, zodat er bij de terugkomst der ouders, een paar dood op den grond liggen. Als de koekoek eindelijk vliegen kan, gaat hij op de vlucht en zien zijn pleegouders hem nooit terug.
De eieren van den koekoek zijn, in verhouding tot zijn afmetingen, maar klein: ongeveer zo groot als die van een mus en ongelijk van model en kleur. Men rekent hem tot de nuttige vogels, omdat hij veel rupsen eet, ook die harige soorten, waarvan andere vogels niet houden.
In Spanje en Portugal leeft een soort, die den naam draagt van struiskoekoek en in Amerika komt een koekoek voor: de regenkoekoek, die zijn jongen ook zelf uitbroedt! Een reus in zijn soort is de koekoek, die de Molukken, Nieuw-Guinea en Australië bewoont en die dan ook reuzenkoekoek heet.
Naar men zegt, voorspelt het roepen van den koekoek in ons land regen en is het raadzaam een parapluie mede te nemen, als deze vogel zich des morgens luidkeels doet horen, ten minste voor wie nog een parapluie heeft en die gebruikt.