De grote, de moderne zou men welhaast zeggen, een van de laatste, grootste schilders uit de Gouden Eeuw der Hollandse school, was de landschapsschilder Meindert Hobbema (1638—1709). Hij werd te Amsterdam geboren, volgde de lessen van Jacob van Ruijsdael en stierf tenslotte in armoede.
Hobbema heeft het lot van zoveel schilders gekend: in zijn leven niet gewaardeerd, daarna tot in de wolken verheven. Zijn doeken, die niet heel talrijk zijn, worden voor ongelofelijke prijzen verkocht. In zijn leven was hij niet „in de mode”, daarna is hij in de mode gekomen — en gebleven. Want inderdaad — het landschap van Hobbema is van alle tijden en zijn wijze van natuur-zien is nog precies de onze. En zo geldt Hobbema als een van de grootste, zo niet de grootste Nederlandse landschapsschilder.
In het Louvre te Parijs is zijn beroemde stuk „De watermolen”; het allerbekendste schilderij van Hobbema, „Het laantje van Middelharnis”, bevindt zich te Londen.