Natuurlijk heb je allemaal wel eens iets, of misschien zelfs veel, gehoord over Adolf Hitler, Rijkskanselier en „Führer” — dit laatste is een persoonlijke titel voor een zuiver persoonlijke functie — van het Duitse rijk.
Hitler werd in 1889 te Braunau a.d. Inn, vlak aan de Beierse grens in Oostenrijk geboren, als zoon van een douanebeambte. Zijn vader wilde een ambtenaar van hem maken en zond hem naar de H.B.S. te Linz. De kleine Adolf voelt daar niet veel voor: hij heeft aanleg voor tekenen, is een beetje dweperig van natuur en droomt zich reeds vroeg een groot kunstenaar. Na den plotselingen dood van zijn vader moet hij de H.B.S. verlaten, om geld te verdienen voormoeder en het gezin. In Weenen wil hij dan kunstschilder worden, doch hij zakt voor het toelatingsexamen voor de academie. Hij is dan achtereenvolgens los werkman, metselaar, tekenaar en huisschilder.
Bij het uitbreken van den wereldoorlog in Augustus 1914 neemt hij dienst in de Duitse legers aan het Westelijk front. Hij toont zich een dapper soldaat, wordt herhaaldelijk gewond, bij een gasvergiftiging ontkomt hij ternauwernood aan volslagen blindheid. Hij ontvangt het ijzeren kruis eerste klasse en wordt benoemd tot officier.
Bij het sluiten van den wapenstilstand is zijn gezondheid geschokt, maar zijn geestkracht ongebroken.
Steeds is hij vervuld van de gedachte, dat hij een bizondere roeping moet volbrengen, en wel in het belang van Duitsland. Want hoewel Oostenrijker, beschouwt hij zich krachtens zijn geboorte op de Duitse grens als Duitser.
Duitslands afhankelijke positie, de strijd der politieke partijen in de jaren na den oorlog zijn hem een gruwel. Hij wil, geleid door een groot geloof in de krachten van volk en ras, het vaderland uit zijn vernedering opheffen.
In 1919 wordt hij lid van een klein politiek partijtje, de „Deutsche Arbeiterpartei”, dat in zijn program denkbeelden verkondigt, die enigermate met de zijne overeenkomen. Hitlers verschijning doet de partij bijna terstond weer op den voorgrond treden. Hij doet zich kennen als een machtig volksredenaar, die de massa geheel weet te beheersen en mee te slepen.
De partij, welker naam nu wordt veranderd in Nationaal Socialistische Duitse Arbeiderspartij (N.S.D.A.P.), telt weldra tienduizenden, straks honderdduizenden leden. In 1923 tracht Hitler te München, in samenwerking met generaal von Ludendorff, den bekenden strateeg, die gedurende den wereldoorlog medewerker van von Hindenburg was — zie aldaar — een omwenteling tot stand te brengen. De beweging wordt bloedig onderdrukt.
Hitler wordt veroordeeld tot vijf jaar vestingstraf, doch reeds na negen maanden weer in vrijheid gesteld.
In den loop der daarop volgende jaren blijft de partij voortdurend groeien, totdat zij hare leden bij millioenen telt en haar invloed op de binnenlandse politiek van beslissende betekenis wordt. Als de medewerking der N.S.D.A.P. voor de vorming ener regering volstrekt noodzakelijk is gebleken, biedt de oude Rijkspresident, maarschalk von Hindenburg, Adolf Hitler het Rijkskanselierschap aan. Deze aanvaardt dit in Januari 1933.
Na den Rijksdagbrand ontbindt de nieuwe Rijkskanselier de sociaal-democratische en communistische partijen: vele leden hiervan, in dc eerste plaats vooral de leiders, komen in concentratiekampen. Geleidelijk blijkt, dat Hitler den „partijenstaat” in den kortst mogelijken tijd wil vervangen door den „eenheidsstaat”. Het politiek partijprogram moet plaats maken voor de meer of minder duidelijke, universele omschrijving van het algemene volks- of gemeenschapsbelang op elk gebied van het maatschappelijk leven.
In de binnenlandse politiek is er dus maar één partij en geleidelijk-weg worden dan ook oorspronkelijk andersdenkenden in die partij opgenomen, die het als een eerste taak voelt, om de veelheid van Duitsland tot een eenheid te maken.
Op buitenlands politiek gebied wordt Duitslands doen en laten onder Hitlers leiding vooral beheerst door één gedachte: opheffing van Duitsland uit zijn „overwonnene” positie, geschapen door het verdrag van Versailles.
Na den dood van president von Hindenburg in Augustus 1934 besloot Hitler de presidentsfunctie af te schaffen en nam hij den persoonlijken titel aan van „Führer”, welk woord het best kan worden vertaald door „leider”. (De staat wordt nu bestuurd volgens het „leidersbeginsel”).
Het genoemde besluit werd door een volksstemming bekrachtigd.