behoorden oorspronkelijk thuis in de Middeleeuwen en vormden een onderdeel van de feudale of heerlijke rechten, waartoe ook de tienden, de verplichting paarden te leveren, de grachten van het kasteel schoon te houden en vele andere behoorden. Sommige van deze rechten droegen wel eens een potsierlijk karakter; zo was het in Frankrijk destijds het recht van den heer te vorderen, dat de boeren de kikkers tot zwijgen zouden brengen door met stokken op het water te slaan.
In de Middeleeuwen werden deze diensten in Europa vrij algemeen gevorderd, in vele landen echter duurden zij veel langer voort. In Frankrijk bijv. werden zij eerst tijdens de Franse Revolutie afgeschaft en in Oost-Europa, met name in Rusland, verdwenen zij eerst geleidelijk in de tweede helft der 19e eeuw.
Het is duidelijk, dat in de Middeleeuwen, toen het muntstelsel nog zoveel minder ontwikkeld was dan thans en het begrip geld een veel minder belangrijke rol speelde, het opleggen en betalen van belasting, in den huidigen vorm, niet mogelijk was. In plaats daarvan stonden de boeren aan den landsheer een deel van hun oogst af en bewezen diensten in den vorm van arbeid. Deze diensten bestonden in de eerste plaats hierin, dat zij een zeker aantal dagen per maand — en soms zelfs per week — op het land van den heer moesten arbeiden en verder tal van bijkomstige werkjes verrichten, als hierboven genoemd. Daartegenover genoten zij de bescherming van hun heer, wat voor de landlieden in hun open hofsteden niet zonder betekenis was. Overigens was de landheer uit zich zelf veelal reeds zo verstandig te begrijpen, dat hij den boerenstand niet missen kon.
Ook in Azië kwamen de herendiensten veelvuldig voor. Bijvoorbeeld in ons Nederlands Oost-Indië maakten, voor wij ons daar vestigden, de inheemse vorsten van hun recht deze diensten te vorderen een overvloedig, bijna onbegrensd gebruik. Gezien de onmogelijkheid toen ter tijd belasting in geld te innen, nam de O.I. compagnie dit recht over, zowel op Java als in de Buitenbezittingen. Langzamerhand en geleidelijk werden de herendiensten beperkt, waarvan bijv. de Gouverneur Generaal Daendels een voorstander was, ofschoon hij noodgedwongen den groten postweg geheel in herendiensten heeft doen aanleggen.
Sedert zijn de herendiensten meer en meer beperkt en door belastingen vervangen; praktisch gesproken zijn zij vrijwel afgeschaft. Weliswaar is de mogelijkheid behouden om van hoger hand persoonlijken arbeid te vorderen in geval van natuurrampen, tot afwering van algemeen gevaar of in het onmiddellijke belang der bevolking, doch dit zijn geen eigenlijke herendiensten. Ook in andere staten kan de overheid bij nood den arbeid der bevolking requireren.
Verder heeft in Ned.-Indië de overheid het recht, uitsluitend tot het verrichten van openbare werken en bij gebrek aan vrijwillige arbeidskrachten, diensten van de bevolking te eisen; mits na machtiging van den Gouverneur-Generaal en tegen een telkens opnieuw vast te stellen loon, maar dat zijn alleen in naam herendiensten.