noemen we het door de rivieren meegevoerde gesteente-puin, wanneer dit afgeronde vormen heeft.
Onder „Bergen” en „Dal” vertelde ik jullie al een en ander over het puin (dit woord nu niet in den gewonen, doch in den wetenschappelijken zin van: afval van bergen), dat de rivier meevoerde.
Als een rivier een groot verval heeft, dat wil dus zeggen, als ze over een geringen afstand vele meters daalt, en veel water meevoert, dan zal ze de kracht hebben grote stukken steen mee te voeren, maar als ze in haar benedenloop — het laatste deel van haar weg — door een bijna vlak land stroomt, dan zal ze niet meer de kracht bezitten, het grote puin mee te voeren. Dat zinkt dus op den bodem en zet zich daar in banken af. Hoe dichter men bij den mond komt, hoe geringer de stroomsnelheid en hoe kleiner de steentjes, die daar bezinken.
Dus niet al te ver van den mond, waar de getijwerking ophoudt, vindt men het fijnste grind en verder stroomopwaarts steeds grover soort.
Jullie moeten verder het hoofdstuk over rivieren maar eens opslaan.
Natuurlijk vormen die grindbanken een grote belemmering voor de scheepvaart, maar dat is niet het enige. Bovendien moet de stroom om een grindbak heen, als die erg hoog is geworden en tast dan den oever aan. Jullie begrijpen dus, dat het van belang is, dat die grind- en zandbanken (zandbanken bestaan uit grovere en fijnere afgeslepen deeltjes van het gesteentepuin) worden opgeruimd. Dat gebeurt — en gebeurde vooral vroeger — door de particuliere industrie, welke zand (en grind) baggerde en dan verkocht. Bovendien baggeren van overheidswege grote baggermachines het grind en zand en storten dat in lichters („bakken”), die het naar den wal brengen. Daar wordt het grind gezeefd, zodat men het in verschillende maten krijgt. Men gebruikt het grind om beton te maken, om wegen te verharden — denk maar eens aan de grindwegen —, om in den tuin de paden te bestrooien en ook voor ’t ballastbed van de spoorbaan; men legt daar dan de dwarsliggers in en daarop de rails.
Niet alle grind wordt gebaggerd. Zoals ik jullie vroeger al eens vertelde (zie: Duinen, Gletschers), zag ons land er eertijds heel anders uit. Grote rivieren stroomden er dwars doorheen en ook die rivieren zetten grind af, dat we nu in den bodem vinden. Vooral in Gelderland, Overijsel, Limburg en Utrecht vindt men zulke grindgroeven.