is een handweefwerk. Dit werd aldus genoemd naar de familie Gobelin, die in de 15e eeuw in haar weverij de eerste wandtapijten volgens deze weefmethode deed samenstellen.
De meeste gobelins vertonen kleurige taferelen, waarvan vele het landleven en de natuur verheerlijken. Echter stellen zij ook dikwijls historische gebeurtenissen voor.
De bloeitijd der gobelins valt tussen 1663 en 1792. Het was namelijk in 1662, dat Lodewijk XIV op raad van zijn minister Colbert de gobelinweverij aankocht en als staatsfabriek deed inrichten.
In 1667 kwam de bekende schilder Charles Lebrun aan het hoofd dezer inrichting. Verschillende kunstenaars, o.a.
Boucher, hebben medegewerkt aan het maken van ontwerpen voor de wandtapijten, die hier geweven werden.De fabriek geraakte na de Revolutie in verval, zij bestaat echter nog steeds als „Manufacture de l’Etat”, aan den Boulevard des Gobelins te Parijs gelegen. Op een bepaalden dag der week is de weverij voor iedereen te bezichtigen.
De kunst gobelins te weven heeft steeds daarin bestaan, dat men met uiterst fijne steken met een dunnen, wollen draad trachtte het effect van schilderijen zoveel mogelijk nabij te komen. De wever moet zich dus telkens van een andere kleur bedienen en zijn werk bestaat eigenlijk uit het schilderen met wol. Hij zit aan de achterzijde van het tapijt; om de werking der kleuren te kunnen beoordelen, moet hij zich dus telkens verplaatsen. Slechts een zeer klein gedeelte van het gehele kleed kan door één persoon op één dag bewerkt worden, zodat het maken van een wandtapijt soms vele jaren vordert.