Er hebben twee Duitse geleerden geleefd, die Fichte heetten: n.l. Johann Gottlieb von Fichte (1762—1814) en Immanuel Hermann von Fichte, vader en zoon.
Johann Gottlieb, de beroemde Duitse filosoof, was de zoon van een wever in Silezië, studeerde theologie en wijsbegeerte en was hoogleraar aan de Universiteit te Jena. Zijn wijsgerig stelsel sluit zich aan bij dat van Kant, doch ook Spinoza oefende groten invloed op hem uit.
Zijn beroemdheid heeft hij voornamelijk te danken aan zijn „Reden an die Deutsche Nation”, een reeks voordrachten, gehouden in de jaren 1807—1808, toen het Duitse volk, na de verschrikkelijke nederlaag bij Jena, met de hoop op een betere toekomst, ook het geestelijk evenwicht verloren had. Toen waren het Fichte’s voordrachten, die aan de besten van het volk het Godsvertrouwen en de geestkracht terug gaven.
Zijn zoon Immanuel Hermann was leraar aan het gymnasium te Dusseldorp. Zijn geschriften behandelen voornamelijk het onderwerp: „wijsbegeerte en godsdienst”.
Fidibus is weer eens zo’n eigenaardig woord, waarvan men niet precies weet, hoe het ontstaan is. Een fidibus is, zoals je misschien weet, een uit Duitsland overgewaaid woord, dat betekent: een opgevouwen of opgerold strookje papier, dat vroeger vooral in Duitsland gebruikt werd, om een pijp aan te steken.
Sommigen menen, dat het woord fidibus een verbastering is van een Frans woord „fil de bois”. Volgens anderen is het een afkorting van „fidelibus fratribus” — voor fidele broeders —, een Latijnse uitdrukking, die als aanhef gebruikt werd boven de briefjes, waarmee vroeger de Duitse studenten tot een rookpartij werden uitgenodigd. Ieder der „fidele broeders” nam de uitnodiging mee naar de fuif en met die papiertjes werden de pijpen aangestoken.