Niet alle delen der zee behoren tot de diepzee. Als we eens een kaartje van de diepten der zee bestuderen, dan zien we, dat om alle werelddelen een smalle of bredere strook loopt, die zeer ondiep is.
Het is alsof het land zich onder de zee nog een eind voortzet, om dan pas op enigen afstand van de kust sneller te dalen. De diepte van deze onderzeese voortzetting der vaste landen is uiterlijk 200 Meter, eerst dan begint de diepe zee.
Deze laatste verdeelt men meestal nog weer in het deel, dat minder dan 1000 M. diep is en het deel, dat dieper is en dat op enkele plaatsen zelfs een diepte van weinig minder dan 10000 Meter bereikt.Het licht dringt slechts tot een diepte van 100 tot 150 Meter door, daar is ’t al zo goed als donker; vandaar dan ook dat verreweg de meeste dieren in de ondiepe delen van de diepzee leven. Daar het in de diepzee steeds donker is, zijn de dieren, die daar leven, blind of ze hebben zeer grote ogen, die soms aan lange stelen vooruitsteken, en bewogen kunnen worden. Toch zouden deze grote ogen in de duisternis dier diepe zeeën nog geen enkel nut hebben, indien die dieren niet zelf lichtgevende organen bezaten, die ze als zaklantaarns kunnen gebruiken. Ook is ’t mogelijk, dat de dieren zelf geen licht geven, maar dat hun prooi dit doet.
Waar jullie waarschijnlijk nooit aan gedacht zult hebben, is de geweldige druk, die in die diepten heerst en dien deze dieren moeten kunnen verdragen.
Stel je eens den druk voor, dien een waterkolom van 8000 M. hoogte uitoefent op een diertje van 1 c.M.2 oppervlakte, dat is 800 kilogram! Maar toch is het niet zo vreemd, dat die dieren leven kunnen, immers de druk in hun lichaam is even groot als die daarbuiten.
Eigenaardig is, dat de meeste diepzeedieren een monsterachtig uiterlijk hebben. De vissen hebben reusachtige koppen en een smal, spits toelopend lichaam.
De kleinste diepzeedieren voeden zich met mikroskopische plantaardige wezens, de grotere eten de kleinere dieren, ja er zijn zelfs vissen bekend, die grotere tot voedsel kiezen. Dan puilt de maag uit als een grote zak, die de prooi, waarop ze dan geruimen tijd teren kunnen, nauwelijks kan omvatten.
Zwaar is de strijd om het bestaan in de diepzee, vreselijk zijn de aanvalswapenen, waarover de dieren beschikken, meestal een reusachtigen bek met vlijmscherpe tanden. Maar behalve vissen, komen er ook vele soorten andere dieren voor, b.v. prachtige rode, lichtgevende zeesterren en ook nog de in onzen tijd zeldzame zeelelie.
De Challenger-expeditie, die van 1872 tot 1876 de aarde rondvoer en vooral ook de Nederlandse Siboga-expeditie, die in 1899 en 1900 schitterende resultaten bereikte in onzen Archipel, hebben zeer veel voor het onderzoek van de diepzeefauna gedaan.
Hoe denken jullie nu, dat de bodem van de zee er uitziet? Een zeventig jaar geleden wisten de geleerden dat ook nog niet. In dien tijd begon men met het leggen van de onderzeese telegraafkabels en zo leerde men de bodemgesteldheid van de grote oceanen kennen. Dit wakkerde het wetenschappelijk onderzoek aan.
Expedities voeren uit met als enig wetenschappelijk doel, den vorm van den zeebodem te onderzoeken.
Het bleek toen, dat, voor zover wij tot dusver weten, de zeebodem dikwijls een vlakken vorm heeft, maar in den Groten Oceaan trof men op sommige plaatsen aan de randen van het vasteland grote, zeer diepe troggen of bekkens aan. Vlak bij de kust zinkt het land steil in de diepte en daarna rijst de zeebodem weer langzaam op de gemiddelde diepte van den Groten Oceaan. De bekendste van deze „troggen” zijn de Soenda-trog ten Zuiden van Java en de Philippijnen-trog, die bijna 10.000 Meter diep is.
Tenslotte wil ik jullie nog vertellen, dat zich ongeveer in het midden van den Atlantischen Oceaan een hoge rug onder zee bevindt, die typisch genoeg precies evenwijdig loopt aan de kusten van Noord- en Zuid-Amerika en van Europa-Afrika.
In de diepzee heersen geen zeestromingen. Over dat belangrijk verschijnsel vertellen wij jullie wel iets onder: Oceaan.