is een wervelstorm, die meestal op de tropische zeeën wordt waargenomen. Evenals alle luchtbewegingen, is een cycloon het gevolg van drie verschillende oorzaken, n.l.:
1°. de ongelijkmatige verwarming der luchtlagen, waardoor grote verschillen in luchtdruk ontstaan;
2°. de omwenteling van de aarde om haar as;
3°. magnetische verschijnselen en electrische stralingen, die als zonnestraling of kosmische straling den dampkring binnendringen.
Over den invloed van deze kosmische straling weten we nog heel weinig, maar er worden in den laatsten tijd, zoals je weet, telkens stratosfeervluchten gemaakt, waarvan het hoofddoel is, de kosmische straling te onderzoeken.
De cycloon onderscheidt zich van de gewone stormen, doordat de luchtmassa’s spiraalvormig van een centrum uit rondwervelen. Je kunt je van dit verschijnsel gemakkelijk een voorstelling maken, als je water in een glas vlug omroert: dan zie je, dat er in het midden een kolk ontstaat, terwijl het water bij het rondwentelen tegen de randen van het glas opstijgt.
Zo is het ook bij een cycloon. In het midden ontstaat er een luchtkolk, waar de barometer soms slechts 720 m.M. of zelfs nog veel minder luchtdruk aanwijst (er is zelfs eenmaal 665 m.M. afgelezen), terwijl buiten het eigenlijke centrum de druk snel stijgt. In het centrum zelf — dat is een ruimte van 15 tot 25 K.M. middellijn —heerst windstilte.
Maar daaromheen raast de storm met een snelheid van 40 tot 50 meter per seconde, d.i. 150 tot 180 K.M. per uur. Daarbij verplaatst zich het centrum of middelpunt van den cycloon met een gemiddelde snelheid van 25 tot 35 K.M. per uur over den Oceaan, waarbij de golven huizenhoog opgezweept worden. Alleen in de Chinese zee en in de Golf van Bengalen gebeurt het wel eens, dat een cycloon op dezelfde plaats blijft, tot hij uitgeraasd is.
De tropische wervelstormen ontstaan meestal in de nabijheid der kusten van Zuid- en Midden-Amerika, tussen 10° N.Br. en 10° Z.Br. Het centrum verplaatst zich aanvankelijk naar het Westen, maar spoedig buigt de cycloon ter zijde af en verwijdert zich van den evenaar, dus op het Zuidelijk halfrond naar het Zuiden, op het Noordelijk halfrond naar het Noorden. In de nabijheid van den keerkring gekomen, verandert hij nogmaals van richting en raast in Noordoostelijke of Zuidoostelijke richting verder.
Voor de scheepvaart zijn de cyclonen een groot gevaar en het is voor den schipper een gewichtige taak, deze wervelstormen te ontwijken. Uit de verandering van den barometerstand en uit de windrichting kan hij berekenen, waar zich het centrum van den cycloon bevindt en in welke richting deze zich over de zee voortbeweegt, zodat hij bijtijds de nodige maatregelen kan nemen.
Sedert de meeste schepen van radiotoestellen voorzien zijn, is het gevaar, om ongemerkt in een cycloon te raken, veel verminderd, want de weerberichten, die de radiostations dagelijks bij herhaling uitzenden, waarschuwen de schepen geregeld.
In de Chinese zee en bij Japan noemt men zo’n wervelstorm een typhoon.