Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Bril

betekenis & definitie

Zoals je al onder het woord Beryll hebt kunnen lezen, is ons woord bril van dezen naam afkomstig. Als je echter een stuk beryll in je handen hebt, dan heb je nog geen bril, want een bril is immers een stuk glas, dat op een bepaalde manier geslepen is, zodat je er de dingen duidelijker door zien kunt.

Om een bril te kunnen maken, moet men optische studie gemaakt hebben — optiek is de leer van het gezicht. En nu vertelt men, dat die optische kunst al heel oud is; in het jaar 1000 ongeveer moet de Arabier Albazan zich er al mee hebben bezig gehouden, ja zelfs de oude Plinius, een schrijver uit het grijs verleden, schreef reeds ± 70 jaar na Chr. over de optische eigenschappen van smaragden, die concaaf geslepen zijn (zie ook: Concaaf). En men vertelt van Nero, dat hij bij het kijken naar de circusspelen en kampgevechten steeds een geslepen smaragd in het oog klemde, om beter te kunnen zien. Doch van een eigenlijke optische kunst was toen natuurlijk nog geen sprake.

Van een „bril” horen we eerst in de Middeleeuwen. Er wordt namelijk verteld, dat Karel V van Frankrijk een zogenaamde „béricle” droeg en dat die eruit zag als een één-glazige leeslens, een soort vergrootglas dus, dat hij bij het lezen voor zijn ogen hield.

Hoe kwam men er nu toe, die lenzen te gaan maken? Je weet, dat ieder voorwerp, dat dwars door een holle vaas, gevuld met water, bekeken wordt, groter schijnt te zijn, dan het in werkelijkheid is en dat het kleinste handschrift er duidelijk door wordt.

In de oudheid gebruikten de geleerden dan ook met water gevulde glazen bollen, om kleine en onduidelijke schrifturen te ontcijferen. Veel ouderwetse schoenmakers hadden tot nog zelfs in de vorige eeuw van die bollen voor het raam hangen, waardoor het licht precies op hun werk viel. Later werden die bollen met water, die als vergrootglas werden gebruikt, vervangen door geslepen silikaten of edelstenen, o.a. ook beryll, dat in het Altaï-gebergte in kristallen van zelfs een meter lengte voorkomt. De smaragd en de aquamarijn behoren tot de beryllgroep.

De Florentijnse edelman Armati schijnt de uitvinder van den bril te zijn: het leesglas, dat beryll genoemd werd.

Eerst zag het er precies uit als een leeslens, later werden het twee leeslenzen, met een scharniertje aan elkaar verbonden. De kooplui ventten ermee langs de deuren en ieder, die zichzelf als een deftig persoon beschouwde, moest een bril dragen (dat is tot voor kort ook nog bij de Chinezen het geval geweest), want die eerste brillen waren niet zozeer berekend op het betere zien, als wel op het uiterlijk schoon.

Door edelsmeden werden fraaie garnituren ervoor gemaakt in ivoor en houtsnijwerk; soms hadden de brillen de vreemdste vormen, zoals je op de tekeningen kunt zien.

In de Middeleeuwen is er een tijd geweest, dat de „uilebrillenmode” zo algemeen was, dat de wapensmeden voor de ridders helmen vervaardigden met een stalen brillengarnituur erop, doch zonder glazen.

Ook was het in de eerste dagen van den bril nog een gewichtig vraagstuk, hoe men den bril moest bevestigen. Eerst geschiedde dit met een haakje aan den rand van de baret.

In 1623 kwam de Spanjaard Benoit Daca de Valdes op het idee, zijn bril met twee reusachtige lussen om de oren te bevestigen en sindsdien zijn die lussen langzamerhand doelmatiger van vorm geworden en veranderd in de stalen haken van onze gewone school- of uilebril. Tevens ontstond de lorgnet of de pince-nez in alle moderne vormen, die wij thans kennen.

< >