Als je aan boord van een schip bent en in de richting kijkt, waarheen het vaart, dan noemt men de linkerzijde van het schip bakboord en de rechter stuurboord. In de oudste tijden werden de schepen niet door middel van een roer gestuurd, maar door een brede platte roeispaan, die aan de rechterzijde van het achterschip vastgemaakt was.
Nu begrijp je meteen, waarom de rechterscheepswand „stuurboord” heet.
De man, die op het schip stuurde, zat dwars op zijn stuurbankje, hield de roeispaan in beide handen en zat met zijn rug gekeerd naar den linkerscheepswand. Dien wand noemde men dus rugboord of met het Engelse woord voor rug (back) backboard. In Nederland werd dit bakboord. Je hebt stellig weleens opgemerkt, dat ’s avonds op varende boten aan bakboord een rood en aan stuurboord een groen licht brandt. Zodoende kan de schipper op een ander vaartuig zien, in welke richting de boot vaart en behoorlijk uitwijken.