nelandsch literair-historikus, geb. 6 Juli 1817 te Den Haag, werd 1847 leeraar aan het athenaeum te Deventer, in 1854 in de nederl. taal en letterkunde te Groningen, werd in 1864 in Winschoten tot lid der Tweede kamer gekozen, was 1877—85 nog hoogleeraar in de nederl. letterkunde te Leiden, en overl. 19 Oct. 1885 te Wiesbaden. Hoofdwerken: Geschiedenis der midden-nederl.
Dichtkunst (3 dln. Amst. 1851—54), Geschiedenis der nederl. letterkunde (4de dr. 6 dln. ald. 1890 V.v.); verder schreef hij o. a. Etude sur le roman de Benart (Gron. 1863) enz.; ook gaf hij tal van middeleeuwsche dichtwerken in het licht. .