nederl. godgeleerde en schrijver, geb. 1823, theol. dr. en predikant, laatstelijk te Leiden; schreef, behalve verspreide stukken en recensies: De meenin gen des heidendoms tegenover de leer des christendoms (1853), Arthur Schopenhauer, de philosophie Van het pessimisme (1870), Wijsgeer en en wijsbegeerte van den nieuwer en tijd (1872), Het wijsgeer ig pessimisme van den jong sten tijd (1875, bekroond door het Haagsch Genootschap), [i]F. C.
Bauer, volledig en critisch overzicht van zijn werkzaamheid op theologisch gebied[/i] (bekroond door Teyler’s Genootschap, 1868). S. overl. in 1904.