engelsch humorist, geb. 23 Mei 1799 te Londen, begon zijn letterkundige loopbaan met bijdragen in het „Dundee Magazine”. Later bij een graveur in de leer gedaan, maakte hij zich van deze kunst zooveel eigen, dat hij in staat was om sommige zijner werken, zooals zijn Gomic annual, zelf van illustratiën te voorzien.
Later gaf H. ook een eigen tijdschrift uit onder den titel „H.’s Magazine”. Zijn eerste verzameling gedichten, Whims and oddities, vond veel bijval. Ook zijn proza-stukken, vol luim en geest, werden zeer gezocht. De kracht van zijn scherts bestaat ten deele in woordspelingen, doch zonder zouteloosheid; terwijl de diepte van zijn gevoel iets aantrekkelijks aan zijn opstellen geeft. Zijn lip the Bhine (nieuwe uitg. Lond. 1842), een satire op de gewoonten van engelsche reizigers, werd in het nederlandsch vertaald onder den titel: Luimige reis langs den Rijn (Amst. 1840), evenals zijn roman Tylney Hall (2 dln.
Devent. 1845), ofschoon deze niet tot zijn gelukkigste werken behoort. Hij overl. 3 Mei 1845.Zijn zoon, Thomas H. de jongere, ook bekend als Tom H., geb. 19 Jan. 1835, overl. 20 NoY. 1874, schreef: Pen and pencil pictures (1853), Captain Master’s children (3 dln. 1865), Vere Vereker’s vengeance (1865), A golden heart (roman, 3 dln. 1867), The lost link (roman, 3 dln. 1868), Money's ivorth (roman, 3 dln. 1870), gedichten enz.